27. De toestand in de wereld Flashcards

1
Q

beide

A

both

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

tref

A

meet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

behalve

A

except

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de toestand

A

the situation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

steeds

A

increasingly

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

per

A

with, by

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bereiken

A

reach

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

in wezen

A

really

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gehele

A

whole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

beelden

A

images

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

delen

A

parts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

levert

A

brings

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

leest

A

reads

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

lezen

A

read

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

daar…in

A

that includes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

door

A

because of

17
Q

werd

A

was

18
Q

gestuurd

A

sent

19
Q

stuur

A

send

20
Q

pakt

A

pick up

21
Q

sturen

A

sending

22
Q

opgelost

A

resolved

23
Q

hoewel

A

even though

24
Q

iets dergelijks

A

or some such thing

25
Q

bovendien

A

moreover, furthermore

26
Q

zou

A

will

27
Q

verdwenen

A

disappeared

28
Q

bedrijveen

A

companies

29
Q

het middel

A

instrument, medium

30
Q

steden

A

cities

31
Q

verschijnt

A

shines, appears

32
Q

wie

A

who

33
Q

houd…van

A

like

34
Q

verdwijnt

A

disappear

35
Q

ruim

A

space

36
Q

algemeen

A

general

37
Q

bericht

A

message

38
Q

tegenwoordig

A

nowadays

39
Q

DE TOESTAND IN DE WERELD

De wereld wordt STEEDS KLEINER [increasingly smaller]. Althans [] het lijkt of de wereld steeds kleiner wordt. PER VLIEGTUIG [by airplane] ben je in nog geen halve dag overal in Europa. Binnen een dag kun je steden in Afrika of Amerika BEREIKEN [reach]. En in RUIM EEN DAG [] ben je in de rest van de wereld. Geen plaats op AARDE [earth] is in WEZEN [really] nog ver weg.

Maar ook als we thuisblijven, staan we VIA DE PERS [by the press] in contact met bijna de GEHELE [whole] wereld. Op tv zien we DAGELIJKS [daily] BEELDEN [images] uit alle DELEN [parts] van de wereld. Ook de krant LEVERT [brings] ons informatie over what er in de wereld gebeurt. En iedereen LEEST [reads] toch de krant? WIE [] kent de belangrijkste Nederlandse KRANTEN [papers]?

’s Ochtends op het station zie ik altijd ‘de Telegraaf’, ‘het Algemeen Dagblad’, ‘de Volkskrant’ en ‘Trouw’. ‘s Middags zie je ook veel mensen die ‘de NRC’ LEZEN [read]. Die VERSCHIJNT [] pas aan het eind van de middag.

Welke krant lees jij?

De ‘Metro’, een gratis BLAD [paper] dat je ‘s ochtends op het station kunt krijgen. DAAR [there?] staat alles in wat ik belangrijk vind. Ik HOUD NIET VAN [] die DIKKE [thick] kranten.

Tja, en de wereld wordt ook steeds kleiner DOOR [through, because of] de telefoon en internet.

Vroeger WERD [was] elke brief per post GESTUURD [sent]. Nu STUUR [send] je hem per e-mail, of je PAKT [pick up] de telefoon. De post VERDWIJNT [], behalve misschien voor LIEFDESBRIEVEN [love letters].

Maar BELLEN [phonin] naar het buitenland is duurder dan het STUREN [sending] van een brief en vaak TREF [] je niemand thuis.

BEIDE [both?] problemen zijn OPGELOST [resolved]. Via speciale NUMMERS [numbers] bel je goedkoop naar het buitenland. Bellen naar Amerika is nauwelijks duurder dan het bellen binnen Nederland. HOEWEL [even though] Belgie en Duitsland DICHTERBIJ [nearer] zijn, betaal je voor het bellen naar die landen soms iets meer.

En TREF [] je niemand thuis, dan is er wel een ANTWOORDAPPARAAT [answering machine]. Je hoort een stem die zegt: ‘SPREEK [speak] na de PIEPTOON [beep] een bericht in’, of IETS DERGELIJKS [or some such thing]. BOVENDIEN [moreover, furthermore] hebben steeds meer mensen TEGENWOORDIG [] een mobiele telefoon. Je kunt ze dan overal bereiken. ZOU [will] het oude anwoordapparaat dardoor spoedig VERDWENEN [disappeard] zijn? Voor het geven van informatie door BEDRIJVEN [companies] en door mensen, zoals artsen, blijft het een PRAKTISCH MIDDEL [practical or useful medium or instrument].

October 5, 2014, Nijmegen

A

ok