FAMILIE
Kom jij uit een groot gezin [family]?
Mijn OUDERS hebben zes kinderen. Ik heb drie broers en tween zusters.
Woont jouw familie ook in Nederland?
Alleen mijn JONGSTE ZUS. Zij is getrouwd met een Nederlander.
Daardoor kent ze beter Nederlands dan ik. Ze hebben drie kinderen, twee jongens en een meisje. Maar de rest van mijn familie woont niet in Nederland.
Ga je vaak bij je zus op bezoek [visiting]?
Ja, ik help haar REGELMATIG [regularly] met de kinderen. Zij heeft het erg druk, want ze werkt vier dagen per week.
LEVEN je BEIDE [both?] ouders nog?
GELUKKIG [fortunately, happily] wel. Ze zijn zo GEZOND [healthy] en FLINK [fit?], ze ZORGEN voor ZICHZELF [themselves].
Maar ONLANGE [recently?] zijn ze wel GESTOPT met werken. Mijn vader had een klein BEDRIJF [business] waar ze KLEDING maken. Hij heeft het bedrijf [business?] VERKOCHT [sold]. Nu zijn ze van plan SPOEDIG [speedy] naar Nederland te komen voor een vakantie. Ik HOOP dat ze een paar weken blijven. Ik heb ze [them] al zo lang niet GEZIEN.
En heb je nog GROOTOUDERS?
Die zijn HELAAS [unfortunately] GESTORVEN [died] TOEN [when?] ik klein was. Ik heb ze NAUWELIJKS [hardly?] GEKEND [known]. Dat vind ik JAMMER. Grootouders SPELEN een BELANGRIJKE ROL in de familie, ALTHANS [at least?] in onze cultuur.
IEDEREEN HOUDT REKENING [everyone must reckon?] met hun IDEEEN en OPVATTINGEN [ideas and opinions]. Zij hebben veel GEZAG [influence, power], net als de ouders. Die kunnen zelfs BEPALEN [decide] met wie je moet TROUWEN. Kun je je dat VOORSTELLEN [imagine]? Of vind je het een SLECHTE ZAAK [] dat de ouders over ZULKE [such?] ZAKEN [matters?] BESLISSEN [decide]? Wat is jouw MENING [opinion] HIEROVER?
October 6, 2014, Nijmegen.