22. Het huishouden Flashcards

1
Q

gewoon

A

just, ordinary

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aantal

A

number

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

nauwelijks

A

hardly

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

behalve

A

except

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

schoonmaken

A

cleaning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

opruimen

A

tidy up

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ruimt…op

A

clearing up

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zeg

A

let’s say

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

noodzakelijk

A

necessaary

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

immers

A

after all

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

klaarmaken

A

prepare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dragen

A

wear

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dat allemaal

A

all that

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bleef

A

stayed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kwamen thuis

A

came home

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verdiended

A

earned

17
Q

kregen

A

obtained, got

18
Q

gebonden

A

tied

19
Q

tegelijk

A

at the same time

20
Q

moesten

A

had to

21
Q

mochten

A

allowed

22
Q

het verleden

A

the past

23
Q

dan ook

A

therefore also

24
Q

het gevolg

A

the consequence

25
Q

verdeeld

A

divided

26
Q

steken

A

put

27
Q

past

A

suits

28
Q

de maatschappij

A

the society

29
Q

het eens

A

to be in agreement

30
Q

regelmatig

A

often

31
Q

zorgen

A

look after

32
Q

gemiddeld

A

average

33
Q

slechts

A

only

34
Q

HET HUISHOUDEN

Anne
WC SCHOONMAKEN []
De WAS doen
kamers OPRUIMEN

Piet
AFWASSEN []
KOKEN
koffie ZETTEN []

Wie MAAKT graag het huis SCHOON? Wie vindt het fijn om af te wassen? Wie RUIMT [] met PLEZIER de kamers OP? ZEG EENS EERLIJK [], niemand toch?

De meeste personen vinden het geen LEUKE TAAK [] om het huishouden te doen. Toch is het NOODZAKELIJK []: we moeten IMMERS [] eten, dus iemand moet het eten KLAARMAKEN. We willen graag SCHONE KLEREN DRAGEN []. Dan moet de was REGELMATIC [?] worden gedaan. Wie DOET dat?

Vroeger was dat ALLEMAAL [] de taak van de vrouw. Het huis was haar TERREIN. Zij BLEEF [] thuis. MANNEN WERKTEN [?] elke dag, BEHALVE [except] zondag. Ze MAAKTEN [] LANGE [] dagen en KWAMEN laat THUIS. Ze VERDIENDEN [] weinig en hadden nauwelijks vakantie.

Vrouwen KREGEN veel kinderen. Daardoor WAREN ze GEBONDEN aan huis. Zeker als een KIND pas geboren is, heeft het de MOEDER nodig. De moeder is dan natuurlijk nog niet STERK GENOEG om de hele dag te gaan werken en TEGELIJK [] voor het kind te ZORGEN []. Doordat vrouwen thuis MOESTEN [] blijven, verdienden ze ook geen geld. Soms MOCHTEN ZE [] zelfs niet werken. Die SITUATIE is GELUKKIG [] VERANDERD [].

Vrouwen zijn nu veel minder aan huis gebonden dan in het VERLEDEN []. GEMIDDELD [] KRIJGEN [] vrouwen in ons land nog SLECHTS [] twee kinderen. Vrouwen met een BAAN mogen, wanneer het kind wordt geboren, een AANTAL maanden thuisblijven. En ze worden GEWOON [] BETAALD. We zien DAN OOK dat tegenwoordig veel vrouwen een baan hebben. Het GEVOLG [] is dat de vrouw ONMOGELIJK thuis alles kan doen. Daarvoor is ook GEEN ENKELE REDEN. De man heeft meer VRIJE tijd. Iedereen werkt nu immers [] veel korter dan vroeger. De TAKEN [] in het huishouden moeten daarom VERDEELD [] worden. Dat betekent dat ook een man energie moet STEKEN in het huishousen. Dat PAST in een MODERNE MAATSCHAPPIJ []. Daarover is iedereen HET toch wel EENS? Of heeft iemand een andere MENING []?

October 6, 2014, Nijmegen

A

ok