23. Gefeliciteerd Flashcards
1
Q
a.s. (aanstaande)
A
next
2
Q
bestaat
A
has existed
3
Q
al met al
A
all in all
4
Q
stellen…op prijs
A
would be glad
5
Q
rekenen…op
A
count on
6
Q
de gelegenheid
A
opportunity
7
Q
met kennis…maken
A
to get to know
8
Q
binnenkomt
A
come in
9
Q
breng…mee
A
bring..with
10
Q
betrekken
A
involve
11
Q
tref
A
meet
12
Q
kennissen
A
acquaintances
13
Q
ontmoet
A
met
14
Q
levert…op
A
produces
15
Q
heel wat
A
a lot of
16
Q
onderwerpen
A
subjects
17
Q
gedraaid
A
played
18
Q
ontstaat
A
is created
19
Q
de sfeer
A
the atmosphere
20
Q
viert
A
celebrates
21
Q
gebeurt
A
happens
22
Q
vieren
A
celebrate
23
Q
stil
A
silence
24
Q
ter herinnering aan
A
in remembrance of
25
slachtoffers
victims
26
dedachten
thoughts
27
doden
the dead
28
toen
at that time, then
29
gevallen
fell
30
niet alleen...maar ook
not only...but also
31
burgers
civilians
32
kennen
recognize, observe
33
de kring
the circles
34
gevierd
celebrated
35
gaan...weg
go away
36
GEFELICITEERD
Op vrijdag 2 juli a.s. geven wij een FEEST. Wij zijn dan 10 jaar getrouwd. Ons BEDRIJF [] bestaat [has existed] 10 jaar. Arthur wordt 40 jaar.
AL MET AL reden genoeg voor een feest. We STELLEN het OP PRIJS [we would be glad] als jullie komen. LAAT ons even weten (010-541 32 40) of we OP jullie kunnen REKENEN [].
Renee en Arthur Smit
Morgen ga ik naar een feest van Nederlandse vrienden. Een MOOIE GELEGENHEID [] om KENNIS [acquaintance] te MAKEN met Nederlanders. Wat GEBEURT er precies op een Nederlands feest. Kun je me dat VERTELLEN []?
Als je BINNENKOMT [], ga je eerst naar de mensen die het feest hebben GEOGANISEERD. Meestal BRENG je iets voor ze MEE [bring you something for them with], BIJVOORBEELD bloemen, of een fles wijn, een boek, of iets ander waarvan je DENKT dat ze heet leuk zullen vinden. Als je samen met vrienden gaat, kun je die er ook bij BETREKKEN [involve]. Dan geef je samen een CADEAU.
Vaak TREF [meet] je of een feest vrienden en KENISSEN [acquaintances] die je lange tijd niet hebt ONTMOET [met]. Dat LEVERT [produces] HEEL WAT [a lot of] STOF OP [] voor een gesprek:
'Wat doe je tegenwoordig []?' 'HOE GAAT HET me je STUDIE?' 'Hoe is het met de kinderen?' en meer van ZULKE [] ONDERWERPEN [subjects].
Je kunt wat drinken en eten. Vaak wordt er ook MUZIEK GEDRAAID [] en sommige mensen gaan DANSEN. Zo ONTSTAAT [] er een GEZELLIG SFEER.
October 6, 2014, Nijmegen
ok
37
We STELLEN het OP PRIJS
we would be glad
38
BRENG je iets voor ze MEE
bring you something for them with