39. Een verzekering Flashcards

1
Q

de verzekering

A

the insurance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

los…op

A

resolve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geeft toe

A

admit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

schuld

A

fault

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

stuk

A

damaged

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

in staat ben je

A

able are you

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

eindelijk

A

at last

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gekost

A

has cost

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ineens

A

all at once

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

raakt

A

get into, become

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

daaruit

A

from that

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

overtuigen

A

convince

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voorzichtig

A

carefully

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

eis de stelt

A

requirement makes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

degene die

A

the person who

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verzekeren

A

insure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

sterft

A

dies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de schulde

A

debts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

blijft zitten…met

A

to be left with

20
Q

stel je voor

A

imagine

21
Q

ernstig

A

serious

22
Q

veroorzaakt

A

causes

23
Q

ongeluk

A

accident

24
Q

eerlijk

A

honestly

25
Q

waarheid

A

truth

26
Q

ontstaat

A

is created

27
Q

schade

A

damage

28
Q

voorkam

A

prevent

29
Q

zulke

A

such

30
Q

gevallen

A

cases

31
Q

moeilijkheden

A

difficulties

32
Q

schade

A

damage

33
Q

ontstraat

A

is created

34
Q

slaagt

A

passes

35
Q

slechts

A

only

36
Q

gering

A

minimal

37
Q

bereid

A

prepared

38
Q

dwingt

A

forces

39
Q

verplicht

A

compulsory

40
Q

bezit

A

possess

41
Q

eist

A

demands

42
Q

geval

A

case

43
Q

plotseling

A

suddenly

44
Q

doel

A

purpose

45
Q

voorkomt

A

prevents

46
Q

EEN VERZEKERING

Stel je voor: je breekt een arm of been of je wordt ernstig ziek en je hebt geen geld. Een ziekenhuis is duur en ook een doktor kost geld. Je hebt dan een probleem. Hoe los je dat op?

Stel je voor: je hebt een auto en je veroorzaakt een ernstig ongeluk. Je geeft toe dat het jouw schuld is–tenminste als je eerlijk bent en de waarheid zegt. Niet alleen je eigen auto is stuk, maar ook die van de andere partij. Dat moet jij betalen. Ben je in staat al die kosten te dragen?

Stel je voor: eindelijk heb je een mooi huis gekocht. Dat heeft zoveel geld gekost dat je een groot bedrag van de bank gebt geleend. Er ontstaat ineens brand in je huis. Hoe betaal je de schade? Hoe voorkom je in zulke gevallen dat je in moeilijkheden raakt?

Je neemt een verzekering. Als er sprake is van schade, betaalt de verzekering.

Hoe werkt een verzekering? Hoe kan de verzekering al die kosten betalen?

Iedereen betaalt een klein bedrag. Niet iedereen wordt ziek of veroorzaakt een ongeluk. Uit al die kleine bedragen ontstaat een groot bedrag. Daaruit betaalt de verzekering de kosten als er schade is. Dat lukt alleen wanneer veel mensen een verzekering sluiten.

Hoe slaagt men daarin?

Soms kun je mensen overtuigen door slechts een gering bedrag te vragen. Wie op reis gaat, is wel bereid een paar procent van het totale bedrag aan een verzekering te besteden. Soms dwingt de overheid je tot een verzekering, bijvoorbeeld tegen ziektekosten. Veel mensen zijn ‘verplicht’ verzekerd via het ziekenfonds. Als je een auto bezit, ben je ook verplicht verzekerd. Rijd je voorsichtig, dan betaal je minder dan iemand die vaak een ongeluk maakt. Dat verschil wordt elk jaar groter.

Ook een bank die jou geld heeft geleend voor een huis, eist dat je huis goed verzekerd is. Soms stelt de bank nog een eis: degene die de rente betaalt, moet zijn of haar ‘leven’ verzekeren. Dat houdt in: in het geval dat die persoon plotseling sterft, betaalt de verzekering de rest van de schuld. He doel van zo’n verzekering is duidelijk. Het voorkomt dat de familie met de schuld blijft zitten.

August 2014

A

OK