Week 12: HC. 6 Diepe veneuze trombose Flashcards

1
Q

Definitie trombose?

A

pathologische vorming van een bloedstolsel in een bloedvat, waardoor dit bloedvat geheel of gedeeltelijk wordt afgesloten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

DVT?

A

proximaal trombosebeen > meeste morbiditeit, complicaties en invasievere behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

DVT en longembolie?

A

sterke relatie > brokstuk stolsel kan via vena cava inferior > superior > rechterbeozem > kamer > vastlopen pulmonale arteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer wel bij kinderen?

A

prematuren: centrale lijn

jonge tiener meiden: anticonceptiepil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Epidemiologie?

A

1:1000 mensen per jaar trombose

2/3 DVT; 1/3 longembolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Belangrijkste risicofactoren?

A
  • immobilisatie = 3 dagen in bed, alleen plassen
  • kanker > 1/5 mensen met kanker krijgt DVT
  • trauma
  • zwangerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Trias van Virchow?

A
  1. vaatwandbeschadiging: trauma, operatie, infuus
  2. Stase of turbulentie in bloedstroom: immobiliteit, veneuze obstructie door zwangerschap, tumor of obesitas
  3. hypercoagulabiliteit (verhoogde stollingsneigin bloed): veranderde samenstelling bloed door kanker, zwangerschap, oestrogeen gebruik, trombofilie etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk deel hemostase aangedaan?

A

secundaire hemostase, want te veel fibrinedraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Erfelijke trombofilie als oorzaak DVT?

A
  • antitrombine deficientie > remmer stolsysteem
  • proteine C deficientie > remmer stolsysteem
  • proteine S deficientie > remmer stolsysteem
  • factor V leiden mutatie: puntmutatie factor V > proteine C kan niet goed werken
  • protrombinegenvariant: meer protrombine > meer trombine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Symptomen DVT?

A

opgezwollen, rood, warm, glanzen, pijn ledemaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Differentiaal diagnose?

A

heel uitgebreid, in 75% gevallen geen DVT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Compressie ultrasonografie? (CUS)

A

echografie waarme grote veneuze stolsels kunnen worden opgespoord
hoge sensitiviteit en specifiteit
met echoknop vat dichtduwen: als niet lukt > stolsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe verloopt diagnosticeren?

A
klinisch risicotabel
>/= 2 punten -> door naar echografisch onderzoek
< 2 punten -> D-dimeer test 
      als positief: echografie
      als negatief: geen DVT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

D-dimeer test?

A

D-dimeer is afbraakproduct fibrine > verhoogde fibrinevorming bij trombose, en dus ook meer D-dimeer in bloed
MAAR ook hoger bij zwangere vrouwen, infectie
Bij laag D-dimeer gehalte > zeer lage kans op stolsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tijdelijke vs zonder tijd risicofactor behandelingswegen?

A

tijdelijk: 3 maanden behandelen

geen tijd risicofactor: onbeperkt doorbehandelen, tenzij bloedingsrisico. Jaarlijkse evaluatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Doelen behandeling DVT?

A
  • aangroei stolsel voorkomen

- recidief DVT voorkomen

17
Q

Late complicaties DVT?

A

recidief trombose, post-trombotisch syndroom, veneus ulcus (open been)

18
Q

Post trombotisch syndroom? (PTS)

A

door hypertesnie ten gevolge van kapotte kleppen en trombose in verleden
- objectieve (oedeem, hyperpigmentatie huis, veneuze ectasiien, ulcera) en subjectieve klachten (pijn, kramp, jeuk, zwaar gevoel in been)
Steunkous!