Urineweginfecties Flashcards

1
Q

Wat is een urineweginfectie?

A

Cystitis/weefselinvasie.

Als je alleen een cystitis hebt, heb je pijn bij plassen, kleine beetjes plassen. Vrij lokale en minder ernstige klachten. Als nierbekken mee gaat doen krijg je andere symptomen = tekenen van weefselinvasie. Soms is delier enig teken van urineweg infectie, ze maken ook minder vaak koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn tekenen van weefselinvasie?

A
  • Koorts
  • Rillingen
  • Algemeen ziek zijn
  • Flank- of perineumpijn
  • Acute (toename van) verwardheid/delier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe vaak komen urineweginfecties voor?

A

Vaak bij vrouwen tussen 15 en 24 jaar met piek in incidentie >60 jaar. Bij mannen wat minder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bacteriurie

A

bacteriën in de urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

significante bacteriurie

A

> 10^5 kve/ml (kolonievormende eenheden). Je hebt dan meer kans dat je een urineweginfectie hebt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uropathogenen

A

micro-organismen die urineweginfecties kunnen veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waardoor worden urineweginfecties veroorzaakt?

A

> 95% van de urineweginfecties:
* Enterobacteriaceae (E.coli, Klebsiellas pp, Proteus spp.)
Uiteinde van urethra zit dicht bij maag darm stelsel, dus bacteriën uit maag-darmstelsel kunnen richting de blaas komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat speelt een belangrijke rol in de pathogenese?

A

Residuvorming doordat bacteriën dan de tijd krijgen om te vermeerderen (door vergrote blaas, nierstenen, zwangerschap, neurogene blaasfunctiestoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

predisponerende factoren

A
  • Postmenopauzale atrofie van tractus urogenitalis
  • Blaas- of nierstenen
  • Verblijfskatheters: lichaamsvreemd materiaal is een enorme aantrekking voor bacteriën
  • Verminderde weersrand (DM, bestraling, gebruik immuunsuppressiva)
  • Genetische factoren (non secretor van antigenen door mucosa)
  • Anatomische afwijkingen: bij kinderen uretherkleppen die zorgen voor reflux van urine richting de nieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zorgt voor aanhechting van bacteriën aan de urinewegen?

A

pili

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Komt hematogene verspreiding ook voor?

A

Ja, maar weinig:
- Nier abcessen
o TB
o Candida
- Virussen: CMV, adenovirus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de klachten bij cystitis?

A
  • Dysurie: pijnlijke of branderige mictie
  • Pollakisurie: kleine beetjes plassen
  • Toegenomen mictiefrequentie
  • Hematurie
  • Pijn in rug of onderbuik
  • Afwezigheid van nieuw ontstane of veranderde vaginale afscheiding  kan reden zijn om op SOA te testen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Klachten bij cystitis bij kinderen <12 maanden

A

slecht groeien, braken, koorts 3 dagen of langer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer is lichamelijk onderzoek geïndiceerd?

A

Tekenen van weefselinvasie, wees alert op:
* Flankpijn
* Retentieblaas
* Peritoneale prikkeling
* Dehydratie
* Shock

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe is de diagnostiek van UWI?

A

Met een dipstick (nitriet en leukocyten) of automated urinary screening (celtelling, bacterietelling, kristallen door flow-cytometrie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Valkuilen bij sediment/dipstick?

A
  • Als leuko’s negatief: kans op UWI klein, maar weinig specifiek. Je kunt om allerlei redenen leuko’s in urine hebben.
  • Nitriet fout-negatief bij:
    o Bacteriën die geen nitraatreductase bezitten
    o Korte verblijfsduur urine in de blaas
  • Niet bruikbaar bij aanwezigheid urinekatheter: je krijgt sowieso een positieve uitslag. Door irritatie zitten er altijd leuko’s en bacteriën zitten sowieso op urinekatheter.
  • Alleen een positief sediment en geen klachten duidt op bacteriurie.
17
Q

Wat is een dipslide onderzoek?

A
  • Urine in potje met agar; direct geïncubeerd
  • Huisarts leest af
    o Indien positief eventueel naar laboratorium voor analyse
18
Q

Hoe kun je urine kweken en gevoeligheidsbepaling?

A

Je moet proberen om zo schoon mogelijk urine te krijgen.
- Belangrijk contaminatie van genitale flora te vermijden!
o Midstream urine (gewassen plas)
o Clean catch indien niet zindelijk

Alternatieven: plaszakje, eenmalig catheterisatie, suprapubische punctie. NB: first-void urine voor urethritis diagnostiek.

19
Q

Wanneer is er groei op een kweek?

A

Er wordt gesproken over groei op de kweek als deze >100 KVE/ml heeft. Als de kweek 10^5 of hoger is wordt dit significant genoemd.

20
Q

behandeling UWI

A

Ongecompliceerde urineweginfectie: niet behandelen als het niet nodig is. Bij groot deel van de mensen gaat het vanzelf over na een week. Uitleg is belangrijk:
* Hinderlijk maar niet besmettelijk

21
Q

Gevoeligheidsbepaling

A

Je wil een MIC bepalen, minimaal inhiberende concentratie. Je ziet een plaat met bacteriën die je in een bepaalde hoeveelheid in een buisje met vloeistof doet. Vervolgens maak je buisjes met oplopende antibiotica concentraties. Op het moment dat je de bacterie in die buisjes doet, zul je zien dat ze kunnen groeien met weinig antibiotica.

Hoe meer antibiotica, des te moeilijker de bacterie het gaat krijgen om te vermenigvuldigen. De eerste buis waarin je geen groei meer ziet, is buisje met MIC in microgram/ml.

Als je die buisjes gaat af-enten op een plaat ga je groei zien. Je hebt in het buisje met MIC dan wel groei op de plaat, want de groei is geremd maar ze zijn niet dood. Een buisje verder zie je dat niet meer (bactericide concentratie).

22
Q

MIC vs gevoeligheid

A
  • EUCAST: bepaalt welk micro-organisme bij welke MIC nog gevoelig genoemd kan worden
  • Boven een bepaald breekpunt is een micro-organisme resistent
  • Op basis van in vitro en PK/PD data
    MIC is per bacterie en antibioticum anders.
23
Q

farmacokinetiek

A

processen die plaatsvinden met het antibioticum in het lichaam na toediening.
* Concentratieprofiel van antibioticum in serum en andere weefsels
* Absorptie, distributie, metabolisme, klaring

24
Q

farmacodynamiek

A

effect van antibioticum concentratieprofiel op de infectieverwekker in het lichaam over de tijd.

25
Q

distributie

A

Verdeling over het lichaam afhankelijk van fysisch-cehmische eigenschappen
* Oplosbaarheid in vet
* Binding aan plasma-eiwitten en weefselcomponenten
Antimicrobiële middelen komen over het algemeen niet goed in:
* Centraal zenuwstelsel
* Slecht doorbloede weefsels (bot, necrotisch weefsel)

26
Q

Empirische therapie cystitis

A
  • Focus van infectie: lokaal/systemisch en wat is doelorgaan?
  • Wat zijn meest voorkomende verwekkers van infectie?
  • Wat is beste toedieningsweg en dosering: voorkeur voor oraal tenzij ernstig ziek
27
Q

Wat is eerste keus bij cystitis?

A

nitrofurantoïne per os gedurende 5 dagen
* Therapeutisch actieve concentraties alleen in de urine
* Contraindicaties: ernstige nierinsufficiëntie en G6PD deficiëntie
* Risicogroepen: langere behandelduur

28
Q

Wat doe je bij UWI met tekenen van weefselinvasie?

A

GEEN NITROFURANTOINE

29
Q

Wanneer volwassenen naar ziekenhuis verwijzen?

A
  • zwangeren met tekenen van weefselinvasie
  • patienten met weefselinvasie die niet binnen 48 uur reageren op antibiotica
  • patienten met vermoedelijke sepsis
30
Q

Wanneer kinderen naar ziekenhuis verwijzen?

A
  • koorts indien <1 maand, of tussen 1-3 maanden zonder focus
  • (vermoeden van) UWI en ernstig ziek en/of braken
  • niet binnen 48 uur verbeterd op antibiotica
31
Q

Empirisch beleid urosepsis

A

Cefriaxon IV + eenmalig gentamicine IV
(cave bekende resistentie obv oude kweekuitslagen)

Behandeling stroomlijnen obv kweekuitslagen
- duur behandeling: 10-14 dagen, switch naar oraal als mogelijk

32
Q
A