therapie van perifeer vaatlijden Flashcards

1
Q

claudicatio intermittens

A

etalagebenen
normaal goed mee te leven want maar 5% heeft kritieke ischemie
als je eenmaal kritieke ischemie hebt–> prognose veel slechter

claudicatie is alleen maar een symptoom, de onderliggende ziekte (atherosclerose) bepaalt de prognose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

risicofactoren claudicatio intermittens (7)

A

geen gen voor, maar kan wel aanleg hebben: familiair, roken, man (vrouw wel inhaalslag), diabetes mellitus, leeftijd, hyperlipidemie, hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

risicofactoren claudicatio intermittens management

A

stoppen met roken, diabetes mellitus reguleren, hyperlipidemie met statines, hypertensie met ß-blokkers of ascal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

atherosclerose verloop

A

normaal–> fatty streak–> intima/ media hyperplasie–> calcificatie/ thrombose

bij normaal en fatty streak: asymptomatisch
bij intima/ media hyperplasie: claudicatie en angina
bij calcificatie/ thrombose: gangreen, TIA/ CVA, myocard infarct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

preventie claudicatio intermittens door:

A

primair: voorkomen atherosclerose in bevolking en door informatie (levensstijl-verbetering)
secundair: voorkomen van problemen van atherosclerose bij symptomatisch vaatlijden en voorkomen van nog een ‘event’ na het doormaken van MI of CVA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

medicatie bij aangetoonde atherosclerose (symptomatisch)

A
  • statine: atorvastatine 40mg

- sterke ascal: antistolling: clopidogrel 75mg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ontstaan claudicatie

A

door mismatch O2 behoefte en hoeveel er komt

door te weinig O2–> anaerobe verbranding–> verzuring–> doet pijn (bij minimale inspanning)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarom claudicatie in de kuit

A

in de kuit omdat je die grote spieren veel gebruikt bij lopen en ligt ver van hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

klachten bij claudicatie

A

pijn in spieren (bil, dijbeen, kuit) na inspanning (zoals lopen), wordt minder in rust
bij kritieke ischemie ook rustpijn/ wonden–> huid en omliggende weefsel valt spontaan uit elkaar door tekort aan bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

aanvullend onderzoek bij (verdenking) claudicatie

A
  • EAI: normaal enkel iets hoger door hydrostatische druk: 1 of >1, onder 1 is abnormaal, alles onder 0.9 bewijzend voor atherosclerose
  • Duplex (niet super bij III en IV)
  • CTA
  • MRA
  • conventionele angiografie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

fontaine classificatie

A
I: geen klachten
II: claudicatieklachten
--> IIa: niet invaliderend
--> IIb: wel invaliderend
III: rustpijn
IV: gangreen/ wonden/ weefselverlies

II: klachten zijn relatief: hoeveel loop je normaal of het invaliderend is of niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

looptraining bij claudicatie

A

goed voor longen, hart, brein, vermindert loopklachten
oefensessie 30min, 5-7x per week, tot pijngrens lopen, dit 6 maanden volhouden
GLT: gesupervisieerde looptraining bij de fysio: te lui/ te veel pijn etc.

–> hoe meer vraag naar O2–> hoe meer collateralen (vasculogenese) na 3-6 maanden–> bij 50-70% patiënten toename van loopafstand 28-210%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

blue toe syndrome

zwarte necrose teen

A

bij atherosclerose: bloedpropjes schieten

laten ze er zelf af vallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

invasieve therapie

A

bij fontaine III en IV wel proberen invasieve behandeling te doen: rustpijn, nauwelijks te onderdrukken

  • percutane transluminale angioplastiek (PTA): eventueel met stentplaatsing
  • endarteriectomie/ deobstructie
  • bypass chirurgie: kunststof/ veneus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

PTA (vs. conservatief)

A
  • korte laesie: hoe korter hoe beter, hoe groot maakt niet echt uit
  • bij stenose/ occlusie
  • bereikbaar via lies/ arm
  • patency neemt af van: iliacaal, femoraal en cruraal
  • expertise nodig

vs. conservatief:
- na 6 maanden verbeteringen loopafstand en KvL ten gunste van PTA
- na 2 jaar verschil teniet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Endarterectomie

A

pelt eigenlijk de vernauwing weg uit het vat
moet daarna weer gehecht worden maar omdat het een longitudinale incisie is als je die dichttrekt vernauw je weer–> dichthechten met patch van kunststof of vene–> inflow-verbetering

op buigpunten vooral doen want daar houdt een stent lastiger

  • voor korte laesie op buigpunten (a. femoralis communis/ a. carotis intern)
17
Q

Bypasschirurgie

A

centraal: aorto-iliacaal–> ‘inflow’
perifeer: femoro-distaal–> ‘outflow’

vene is beter dan kunststof: patency en infectie

patency is proximaal beter dan distaal: geen fem-crur voor claudicatie

18
Q

uitstroomverbetering

A
  • femoro-popliteaal: supragenuaal, infragenuaal
  • femoro-cruraal
  • femoro-pedaal

hiervoor gebruik je v. saphena magna–> als je deze op een arterie zet draai je de vene om zodat de kleppen niet de verkeerde kant op staan

19
Q

PTA vs. chirurgie (korte stenose)

A
  • na 4 jaar geen verschil in loopafstand, KvL of amputatiepercentage
  • PTA minder invasief
  • PTA voorkeur, wanneer mogelijk: korte laesies
20
Q

PTA vs. chirurgie (lange stenose)

A
  • steeds betere resultaten PTA
  • lange termijn bypass beter
    dus bij goede levensverwachting: bypass