diepe veneuze trombose Flashcards
trombose betekenis
pathologische vorming van een bloedstolsel in een bloedvat waardoor dit bloedvat geheel of gedeeltelijk wordt afgesloten
VTE: veneus tromboembolisch event: stolsel kan vastlopen in a. pulmonalis bijvoorbeeld (–> longembolie)
trombosebeen in veneuze systeem
proximale trombose: vanaf v. poplitea (v. femoralis, v. iliaca, longembolie)
distale trombose
diep veneuze trombose (DVT)
50% heeft asymptomatisch LE
80% patiënten LE heeft (meestal asymptomatisch) DVT
maar 25% klinische verdenking heeft echt trombosebeen–> objectieve testen noodzakelijk
epidemiologie veneuze trombose
1-3 per 1000 per jaar
–> 2/3 DVT
–> 1/3 LE
leeftijd heeft belangrijke invloed op risico voor trombose, hyperlipidemie en hypertensie geven arteriële trombose, niet veneuze systeem
sterfte van ongeveer 5% in 1e maand na trombose
–> omdat je trombose krijgt door iets waar je wel aan kan overlijden zoals maligniteit/ andere ziekte
in 2015 werden in NL ruim 70.000 mensen behandeld met antistolling in verband met veneuze trombose
ontstaan veneuze trombose
stase
- immobiliteit
- veneuze obstructie door zwangerschap, tumor of obesitas
- vliegreis
vaatwandbeschadiging
- trauma
- operatie
- infuus
veranderde samenstelling van het bloed
- kanker
- zwangerschap
- oestrogeen gebruik
- thrombofilie
trombofilie
secundaire hemostase zorgt voor vorming van fibrine–> storing hierin zijn de trombofiele factoren:
- antitrombine deficiëntie
- proteïne C deficiëntie
- proteïne S deficiëntie
- factor V Leiden mutatie
- protrombine-gen variant
symptomen DVT (6)
pijn, zwelling (pitjesoedeem), roodheid, warm, glanzend, subfebriele temperatuur (hoger)
DD DVT
veneuze systeem
- oppervlakkige tromboflebitis
- post-trombotisch syndroom
- chronische veneuze insufficiëntie
- veneuze obstructue
cellulitis, ruptuur m. gastrocnemius, hematoom, lymphoedeem, neuropathie, bakerse cyste, fractuur, acute arteriële occlusie, hypoproteïnaemie
diagnostiek trombosebeen
- klinische kansschatting
- D-dimeer
- compressie ultrasonografie (CUS)
klinische kansschatting
aanwezigheid maligniteit,
immobilisatie onderste extremiteiten,
recente bedrust (>3dagen) of grote operatie afgelopen 4 weken,
gelokaliseerde zwelling in verloop diep veneuze systeem,
gezwollen been,
kuitzwelling (links-rechts verschil >3cm),
pitting oedeem,
collaterale oppervlakkige venen (geen vasicosis),
grotere kans op alternatieve diagnose
D-dimeer
Als je fibrinedraden vormt komt ook meteen fibrinolyse op gang–> afbreken en onder invloed van plasmine fibrinedraden geknipt–> D-dimeer is fibrine afbraak product–> verhoogd bij fibrine vorming (stollingsactivatie, bijv. trombose), ook bij infecties, maligniteit, hoge leeftijd, zwanger etc.–> a-specifiek
D-dimeren normaal–> kans trombose super laag
Compressie ultrasonografie (CUS)
Als je de vene kan dichtduwen is dat goed, zo niet–> kan trombose zijn–> aantonen/ uitsluiten trombose
Hoge sensitiviteit en specificiteit
(duur) behandeling veneuze trombose
hangt samen met de fase van de behandeling
- aangroei stolsel voorkomen (eerste 3 maanden)
- recidief trombose voorkomen (>3maanden, recidief kans ?)
- -> recidief kans bepaald door omstandigheid waaronder de eerste trombose ontstaat:
- door operatie/ gips/ zwanger–> laag: 20% per 10 jaar
- 50% mensen met nieuwe trombose na 10 jaar bij geen bloedverdunners geven
- -> jaarlijks checken
klinische beslisregel
bij verdenking trombose been
Eerst klinische kans schatting met vragenlijst: als >2 kans ook
onder kans laag
bij hoge kans–> CUS doen–> als posi–> antistolling en kous
als nega –> DVT uitgesloten
bij lage kans–> D-dimeer test
als die normaal is–> DVT uitgesloten–> geen antistolling
als D-dimeer test verhoogd is–> CUS
VTE + duur behandeling
eerste event:
- tijdelijke risicofactor: eerste 3 maanden
- zonder tijdelijke risicofactor: onbeperkt, tenzij bloedingsrisico–> jaarlijks evaluatie
- recidief trombose–> onbeperkt