3B2 week 9 HC 2 Bewustzijnsverlies Flashcards

1
Q

Waar let je op bij het beoordelen van een patiënt met gedaald bewustzijn?

A
  • ABCDE
  • Bewustzijnsniveau
  • Lokalisatie
  • Vermoedelijke oorzaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat de glasgow coma score?

A

E(yes)
1. Geen reactie op pijn
2. Openen op pijn prikkel
3. Openen op aanspreken
4. Spontaan open
M(otor)
1. Geen reactie op pijn
2. Strekken op pijnprikkel
3. Pathologisch buigen op pijnprikkel
4. Buigen op pijnprikkel
5. Lokaliseren (boven clavicula)
6. Opdrachten uitvoeren
V(erbal)
1. Geen reactie
2. Geluid
3. Woorden
4. Zinnen
5. Adequaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaruit bestaat het neurologisch onderzoek van een patiënt met gedaald bewustzijn?

A
  • Glasgow coma score
  • Hersenzenuwen: pupilreacties, cornea reflex, oogbolmotoriek
  • Extremiteiten: lateralisatie, reflexen, tonus
  • Meningeale prikkeling
  • Funduscopie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is coma?

A

Een toestand van gedaald bewustzijn, zonder willekeurige of gerichte reactie op prikkels van buiten.
- Geen interactie met omgeving
- Beweging op pijnprikkels, niet lokaliseren (M4 of minder)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kenmerken van het niet-responsief waaksyndroom (vegetatieve toestand)?

A
  • Patient heeft de ogen open
  • Voert geen opdrachten uit
  • Geen “contact”
  • Slikreflex, grijpreflex
  • E4 M5 V1
  • Hersenstam meestal niet betrokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn kenmerken van de minimal conscious state?

A

Lijkt op niet-responsief waaksyndroom, maar er zijn aanwijzingen voor “awareness”
- Simpele commando’s
- Ja/nee responses
- Adequate woorden
- Relevant gedrag: huilen / lachen, reactie op spraak, objecten pakken en juist vasthouden, visual fixation or tracking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn kenmerken van akinetic mutism?

A
  • Geen coma
  • Geen spontane bewegingen
  • Alerte indruk (oogbewegingen)
  • Geen spraak
    + Laesie: hydrocephalus, laag frontale bloeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn kenmerken van het locked in syndroom?

A
  • Geen coma!, maar wel typische coma score
  • Tetraparese
  • Alleen verticale oogbewegingen
  • Patient is alert
  • Psychische/emotionele belasting
    + Oorzaak: hersenstam laesie (pons)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kun je bewustzijnsverlies lokaliseren?

A
  • ARAS in hersenstam
  • Bilateraal thalamus
  • Diffuse neuronale disfunctie: metabool, intoxicatie, epilepsie
  • Structureel: bloeding, infarct, abces, tumor, trauma, hydrocephalus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de definitie van hersendood?

A

Volledig en onherstelbaar verlies van functies van de hersenen, inclusief de hersenstam en het verlengde merg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn voorwaarden voor het vaststellen van hersendood?

A
  1. Geen sederende medicatie actief in het lichaam (niet noodzakelijk)
  2. E1M1V1 (of Vtube)
  3. Hersenstamreflexen afwezig (cornea, pupil, oculocephaal, oculovestibulair)
  4. Geen spontane ademhaling, geen hoestreflex
    (EEG vlak, of CTA of TCD)
  5. Apnoetest positief
  6. Verklaring van neuroloog of neurochirurg (bekende oorzaak)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke functieonderzoek kun je doen bij een bewusteloze patiënt?

A
  • EEG (hersenactiviteit): minstens 30 minuten
  • Transcranieel doppler (TCD): pendelende flow a. carotis interna, flow in a. carotis externa
  • CTA (doorbloeding hersenen): a. cerebri media en v. cerebri interna
  • Apneu test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn kenmerken van de ijswatertest?

A
  • Oculovestibulaire reflex testen
  • 20 ml ijswater bij 30 graden flecteren
  • Na 2 minuten: nystagmus en draaiduizeligheid
  • Abnormaal: tonische deviatie of geen respons
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werkt de apneutest?

A
  1. 10 minuten beademen met 100% zuurstof tot een paCO2 van 40-45 mmHg
  2. Continue registratie van pO2 (>90%) en ECG registratie en bloeddruk registratie
  3. Stopzetten beademing en toedienen 100% 02, 6l/min
  4. Test is positief als pCO2>50 mmHg en ademexcursies afwezig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn kenmerken van de pupilreflexen?

A
  • Nervus oculomotorius en nervus opticus
  • Kan afwezig zijn door medicatie zoals morfine
  • Ipsilaterale laesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn kenmerken van hersenliquor?

A
  • Bescherming en stofwisseling
  • 0,5 liter per dag, 150-200 cc volume
17
Q

Wat is hydrocephalus?

A

Verwijding van de ventrikel, al dan niet met verhoogde liquordruk
- Acuut: hoofdpijn, misselijkheid, braken, dubbelzien, bewustzijn daling
- Langzaam: cognitieve veranderingen, dementie, loopstoornis, traagheid, urine-incontinentie, blikparese naar boven

18
Q

Hoe verloopt de liquorcirculatie?

A

Plexus choroideus -> laterale en vierde ventrikel -> derde ventrikel -> aquaduct -> subarachnoidale ruimte -> granulationes en arachnoidale villi -> sinus sagittalis

19
Q

Wat zijn mogelijke plaatsen van belemmerde liquorafvloed?

A
  • 3e ventrikel (colloid cyste, bloeding, tumor)
  • 4e ventrikel (bloeding, tumor)
  • Basaal leptomeningeaal (chronische ontsteking/infectie, SAB bloeding)
  • Hoog aan de hemisfeer/granulationes (chronische ontsteking/infectie)
20
Q

Wat is de behandeling van een hydrocephalus?

A
  1. Ventriculo-peritoneale drain
    - Complicaties: intracerebrale bloeding, epileptisch insult, overlijden, subdurale effusie, shunt obstructie en infectie
  2. Lumbaalpunctie (niet bij ruimte innemen proces)
  3. Lumbaaldrain
  4. Lumboperitoneale drain
21
Q

Wat zijn tekenen van hydrocephalus bij kinderen?

A
  • Pasgeborenen: sufheid, bomberend fontanel, vertraagde psychomotore ontwikkeling
  • Oudere kinderen: bewustzijnsdaling zonder coma, abducensparese, mentale retardie, vertraagde motore ontwikkeling, spasticiteit benen