3B2 week 13 HC 6 Pijn bij kanker Flashcards

1
Q

Wat is de prevalentie van pijn bij kankerpatiënten?

A
  • 28% bij diagnose
  • 50 tot 70% tijdens behandeling
  • 64 tot 80% bij gevorderde kanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn kenmerken van pijnbehandeling bij kanker?

A
  • Behandel de onderliggende oorzaak
  • Behandel symptomatisch: round the clock en doorbraakpijn (rescues)
  • 70 tot 90% goed behandelbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke soorten pijn bij kanker zijn er?

A
  • Gerelateerd aan tumor/metastasen: nociceptief (gerefereerd) of tumor geassocieerde neuropatische pijn (gemengd)
  • Gerelateerd aan behandeling: nociceptief (bv mucocitis, hand-voet syndroom) of neuropatisch (bv post radiatie, chemotherapie geïnduceerd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke patronen volgen de verschillende soorten pijn?

A
  • Neuropatisch: dermatomen
  • Gerefeerd: Headse zones
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe verloopt de WHO pijnladder?

A
  1. Niet opioïd: paracetamol, NSAID of celecoxib/etoricoxib
  2. Matig tot mild opioïd: codeïne, tramadol (overslaan bij kankerpatiënten)
  3. Sterk opioïd: oxycodon, morfine, fentanyl
  4. IV via PCA of spinale/epidurale catheter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn co-analgetica?

A

Op indicatie bij neuropatische of gemengde pijn
- Pregabaline: anti-epileptica (neuronale gevoeligheid)
- Amitriptyline: antidepressiva (centrale pijninhibitie)
- Dexamethason: corticosteroïd (verminderden oedeem)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn indicaties voor radiotherapie?

A

Pijnlijke botmetastasen, epidurale metastasen en hersenmetastasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kun je de onderliggende oorzaak van pijn behandelen?

A

Radiotherapie, chemotherapie, chirurgie, antibiotica of vertebroplastiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer geef je corticosteroïden bij pijn?

A
  • Verhoogde intracraniële druk
  • Acute myelumcompressie
  • Pijnlijke botmetastasen
  • Oedeem
  • Vena cava superior syndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doe je wanneer stap 3 niet toereikend is?

A
  • Verhogen dosis (30-50%)
  • Opioïd rotatie: let op equianalgetische dosis (50-75%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn kenmerken van wervelmetastasen?

A
  • Nachtelijke pijn
  • Kan leiden tot (partiële) dwarslaesie
  • Bij prostaatcarcinoom, longcarcinoom, mamacarcinoom, coloncarcinoom of lymfoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn kenmerken van het syndroom van Horner?

A
  • Eenzijdig anhydrosis gelaat, miosis en ptsosis
  • Door ingroei longtumor in plexus brachialis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn kenmerken van neurotumoren?

A
  • Extracerebraal: meningeoom of vestibulair schwannoom
  • Intracerebraal: hersentumor of metastase
  • 30-60% hersentumoren geeft hoofdpijn (< 10% enige symptoom)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn kenmerken van een meningeoom?

A
  • Uit meningen
  • Aankleuring gadolinium
  • Whirlformaties
  • Resectie of radiotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn kenmerken van een brughoektumor?

A
  • Vestibulair schwannoom
  • Eenzijdig pijn onderkaak, perceptief gehoorverlies en verminderd gevoel
  • Palissadering
  • Resectie (soms schade nervus facialis)
  • Bilateraal bij neurofibromatose type II
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn kenmerken van een hypofyseadenoom?

A
  • Syndroom van Cushing (ACTH), hoofdpijn en ongekruist dubbelzien (nervus abducens)
  • Bitemporale hemianopsie (chiasma opticus)
  • Rosetvorming
  • Transnasale adenotomie (sinus cavernosus)
17
Q

Wat zijn kenmerken van een laaggradig glioom?

A
  • Epileptische aanvallen (80%) en cognitieve problemen zonder hoofdpijn of neurologische afwijkingen
  • Relatief jonge mensen (< 40 jaar)
  • Halo’s en honinggraatstructuur
  • Resectie (overleving 7 tot 14 jaar)
18
Q

Welke typen glioomen zijn er?

A
  • Astrocytoom: IDH mutaties
  • Oligodendrogliooom: kalk, verlies 1p en 19q gevoelig voor chemotherapie
19
Q

Wat zijn kenmerken van een hooggradig glioom?

A
  • Hoofdpijn, epilepsie (30%), pyramidebaanverschijnselen
  • Aankleuring gadolineum, astrocytaire cellen
  • Operatie, radiotherapie en chemotherapie (overleving 9-15 maanden)
20
Q

Wat zijn kenmerken van hersenmetastasen?

A
  • Hoofdpijn
  • Longkanker, borstkanker of melanoom
  • Resectie, radiotherapie, BRAF remmer of immunotherapie