3B2 week 10 HC 1 & 4 Kinderpsychiatrische stoornissen Flashcards

1
Q

Welke subtypen ADHD zijn er?

A
  • Aandachtstekort EN hyperactiviteit-impulsiviteit
    (6 of meer symptomen uit een lijst van 9, voor beide kerndimensies)
  • Overwegend aandachtstekort
  • Overwegend hyperactiviteit-impulsiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke aandachtsproblemen treden op bij ADHD?

A
  • Onvoldoende aandacht voor details of achteloos fouten maken
  • Moeite om de aandacht bij taken of spel te houden
  • Niet lijken te luisteren
  • Aanwijzingen niet opvolgen of opdrachten niet kunnen afmaken
  • Moeite met organiseren van taken
  • Vermijden of afkeer hebben van taken die langdurige geestelijke inspanning vragen
  • Dingen kwijt raken die nodig zijn voor taken
  • Gemakkelijk afgeleid worden
  • Vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke hyperactiviteit en impulsiviteit problemen treden op bij ADHD?

A
  • Onrustig bewegen met handen en voeten of draaien op zijn of haar stoel
  • Opstaan als zitten blijven verwacht wordt
  • Rondrennen of overal op klimmen als dit ongepast is
  • Moeilijk rustig kunnen spelen of ontspannende activiteiten uitvoeren
  • In de weer zijn of maar doordraven
  • Aan een stuk door praten
  • Antwoord eruit gooien voordat de vragen afgemaakt zijn
  • Moeite hebben met op de beurt wachten
  • Verstoren van bezigheden van anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke problemen komen vaak voor in combinatie met ADHD?

A
  • ASD (25%)
  • ODD (40%)
  • Dyslexie/dyscalculie (50%)
  • Anxiety (40%)
  • Depressie (32%)
  • Tics (11%)
  • Dyspraxie (50%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kenmerken van ADHD?

A
  • Prevalentie 3-5% kinderen, 1% volwassenen
  • 3x vaker mannen
  • Soms remissie, vooral in hyperactiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de etiologie van ADHD?

A
  • Biologisch: 65 tot 90% erfelijkheid (dopamine genen)
  • Psychologisch: IQ, geheugen, executieve functies
  • Omgevingsfactoren: roken/alcohol in zwangerschap, laag geboortegewicht, psychosociale risico omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke hersenafwijkingen vindt je bij ADHD?

A
  • EEG: trage hersengolven, verhoogde theta/beta ratio
  • Kleiner hersenvolume, kleinere specifieke structuren, 1,5-2 jaar vertraagde cortexrijping
  • Verminderde activiteit prefrontale cortex, parietale hyperactiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de behandeling van ADHD?

A
  • Psycho educatie, ouderbegeleiding, zelfregulatietraining
  • Medicatie: methylfenidaat (ritalin), dexamfetamine, clonidine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke ontwikkelingsstoornissen zijn er?

A
  • Autismespectrumstoornis
  • Motorische- of vocale-ticstoornis, stereotiepe-bewegingsstoornis
  • Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis
  • Specifieke leerstoornis met beperkingen in lezen (dyslexie), rekenen (dyscalculie) of schrijven
  • Taal of spraak stoornis
  • Sociale communicatiestoornis
  • Coördinatieontwikkelingsstoornis (DCD, dyspraxie)
  • Globale ontwikkelingsachterstand, verstandelijke beperking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke soorten stoornissen zijn er?

A
  • Ontwikkelingsstoornissen
  • Obsessieve-compulsieve stoornissen
  • Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen
  • Somatisch-symptoomstoornissen
  • Voedings- en eetstoornissen
  • Genderdysforie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaat de diagnostiek van kinderpsychiatrische stoornissen?

A
  • Heteroanamnese ouder/leraar: klachten, ontwikkeling, functioneren, familie
  • Kindinterview: klachten, activiteiten, sociaal, emoties
  • Observatie
  • Psychologisch onderzoek: IQ, geheugen, aandacht, ADOS
  • Somatisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de etiologie van kinderpsychiatrische stoornissen?

A
  • Kindfactoren (kwetsbaarheid): bijv MOA-A gen
  • Multipele omgevingsfactoren: fysieke omgeving, gezin, school, socio-economische context, vrienden (kritieke leeftijd rond 2 jaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn geslachtsverschillen bij kinderpsychiatrische stoornissen?

A
  • Ontwikkelingsstoornissen die op jonge leeftijd beginnen zoals autisme, taalontwikkelingsstoornissen, ADHD: jongens > meisjes
  • Depressie, eetstoornissen die in adolescentie beginnen: meisjes > jongens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is angst?

A

Onplezierig gevoel van beklemming of spanning
- Leidt tot motorische en fysiologische verschijnselen en dysfunctionele gedachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer is er sprake van een angststoornis?

A
  • Niet meer adaptief (nuttig): te heftig, te lang, onnodig
  • Interferentie met dagelijks functioneren
  • Lijdensdruk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de normale ontwikkeling van angst?

A

0-2 jaar: angst voor geluiden, vallen, vreemde voorwerpen en personen
4-6 jaar: angst voor dieren, donker, monsters, spoken
6-10 jaar: angst voor lichamelijk letsel, dood, falen
Vanaf 10 jaar angst mbt uiterlijk, kritiek van anderen, beoordeling (examens), eigen gedrag

17
Q

Wat is de etiologie van angst?

A
  • Sympatische activatie: bloeddruk, hartslag, doorbloeding, adrenaline
  • 30-40% genetisch
  • Omgeving: opvoeding, negatieve ervaringen
  • Stress regulatie: geïnhibeerd temperament
18
Q

Welke angststoornissen komen er voor?

A
  • Separatieangst (3%): 75% van de schoolweigeraars
  • Gegeneraliseerde angststoornis (2%)
  • Specifieke fobie (3%)
  • Sociale angststoornis (1%)
  • Paniekstoornis (0,2%)
  • Agorafobie: lastig te verlaten situaties
19
Q

Wat zijn kenmerken van een gegeneraliseerde angststoornis?

A
  • Piekeren zonder einde over aspecten van het dagelijks leven
  • Hoofdpijn, buikpijn, concentratieproblemen
20
Q

Wat is een specifieke fobie?

A

Extreme, irreële angst voor specifieke situaties/objecten resulterend in vermijding

21
Q

Wat zijn kenmerken van een paniekstoornis?

A
  • Paniekaanvallen zonder oorzaak resulterend in vermijding
  • Lichamelijke en cognitieve symptomen
  • Anticipatie angst: angst voor de angst
22
Q

Wat zijn gevolgen van een angststoornis?

A
  • Functioneren op school
  • Zelfbeeld
  • Sociale relaties
  • Functioneren in familie
  • Depressie
  • Kwaliteit van leven
23
Q

Waaruit bestaat de behandeling van angststoornissen?

A
  • Cognitieve gedragtherapie (65-70% succesvol)
  • Psychotherapie
  • Ouderbegeleiding
  • Farmacotherapie (SSRI, niet < 6 jaar)
24
Q

Waaruit bestaat cognitieve gedragtherapie?

A
  • Gevoel: herkennen lichaamssignalen, relaxatietechnieken
  • Gedachten: uitdagen en vervangen voor functionele reële gedachten
  • Gedrag: exposure (desensitisatie) of belonen (conditionering), probleemoplossende vaardigheden (coping)
25
Q

Wat zijn tekenen van een autisme spectrum stoornis?

A
  • Behoefte aan patronen/regels
  • Problemen in communicatie, sociale wederkerigheid
  • Problemen met emotieregulatie
  • Hyperfixatie
26
Q

Wat zijn kenmerken van een sociale angststoornis

A
  • Angst om bekritiseerd te worden door anderen
  • Veiligheidsgedrag