3B2 week 10 ZO 5 & 6 Psychiatrische stoornissen Flashcards

1
Q

Wat zijn kenmerken van een bipolaire stoornis?

A
  • Prevalentie 1.2 tot 1.4%
  • Mannen en vrouwen gelijk
  • Piek 15-25 jaar en 45-55 jaar
  • 85% erfelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een bipolaire stoornis?

A

Psychiatrische aandoening met sterk recidiverend beloop met (hypo)manische episoden afgewisseld met depressieve episoden en symptoomvrije intervallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn kenmerken van een unipolaire stoornis?

A

Enkel depressieve episoden
- 10% gaat over in bipolaire stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer kun je spreken van een hypomane of manische episode spreken?

A
  • Abnormale en verhoogde (eurfore), expansieve of prikkelbare (dysfore) stemming
  • Abnormale en voortdurend verhoogde doelgerichte activiteit of energie
  • 3 of meer overige symptomen
    + Gedurende 4 dagen (hypomanie) of 1 week (manie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke symptomen komen voor bij hypomanie of een manische periode?

A
  • Spreekdrang
  • Toename doelgerichte activiteiten of psychomotore agitatie
  • Gedachtenvlucht
  • Opgeblazen gevoel van eigenwaarde/grootsheidswanen
  • Abnormale en voortdurend verhoogde of prikkelbare stemming
  • Overmatig bezighouden met aangename activiteiten met grote kans op pijnlijke gevolgen
  • Verminderde slaapbehoefte
  • Verhoogde afleidbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke typen bipolaire stoornissen zijn er?

A
  • Type I: depressieve en manische episoden
  • Type II: depressieve episoden en hypomane episoden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het onderscheid tussen een hypomane episode en een manische episode?

A

Hypomane episodes zijn korter (4 dagen) en minder ernstig
- Leiden niet tot duidelijke beperkingen in functioneren
- Geen psychotische symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke somatische aandoeningen kunnen een manische episode veroorzaken?

A
  • Cerebrovaculaire aandoeningen
  • Neoplasmata van de hersenen
  • Temporaalkwab epilepsie
  • Trauma capitis
  • Hyperthyreoidie
  • Vitamine B12 deficientie
  • Influenza
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke (genees)middelen kunnen een manische episode veroorzaken?

A
  • Antidepressiva
  • Glucocorticoïden
  • Steroïden
  • Bromocriptine
  • Levodopa
  • Sympaticomimetica
  • Baclofen
  • Isoniazide
  • Amphetamine
  • Cocaine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke wanen kunnen worden gevonden bij een bipolaire stoornis?

A

Stemmingscongruente wanen, zoals grootheidswanen (tijdens manie) en schuld/nihilistische wanen (tijdens depressie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn kenmerken van een borderline-persoonlijkheidsstoornis?

A
  • Interpersoonlijke problemen met als reactie stemmingswisselingen
  • Continu beloop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke stressfactoren kunnen manische episoden uitlokken?

A
  • Levensgebeurtenissen (vooral positief)
  • Verandering circadiane ritme
  • Alcohol en drugs gebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de behandeling van een bipolaire stoornis?

A
  • Fase 1: behandeling stemmingsepisoden met antipsychotica, benzodiazepinen en stemmingstabilisator, later zo nodig toevoegen antidepressiva
  • Fase 2: onderhoudsbehandeling met lithium (0,6-1,2 mmol/L) en psychotherapie (structuur en stresscoping)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer wordt onderhoudsbehandeling met lithium geadviseerd?

A
  • Na 3 stemmingsepisoden waarvan minstens 1 (hypo)manie
  • Na 1 manische episode of 2 ernstige stemmingsepisoden, indien eerstegraads familielid met bipolaire stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn bijwerkingen van lithium?

A
  • Dorst
  • Fijne tremor
  • Misselijkheid
  • Lichte diarree
  • Buikpijn
  • Spierzwakte en vermoeidheid
  • Oedeem
  • Hypothyreoidie
  • Gewichtstoename
  • Concentratie- en geheugenstoornissen
  • ECG-veranderingen
  • Huidaandoeningen zoals acne
  • Leukocytose
  • Polydipsie en polyurie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn kenmerken van angststoornissen?

A
  • Prevalentie 20%
  • Vaker vrouwen (23,4%) dan mannen (15,9%)
  • 80% effectiviteit behandeling, 25% spontaan herstel
17
Q

Uit welke componenten bestaat angst?

A
  • Cognitief: gedachten aan echt of vermeend gevaar
  • Affectief
  • Conatief
18
Q

Welke angststoornissen komen voor bij volwassenen?

A
  • Paniekstoornis (3,8%)
  • Agorafobie
  • Specifieke fobie (7,9%)
  • Sociale-angststoornis (9,3%)
  • Gegeneraliseerde-angststoornis (4,5%)
  • Angststoornis door een middel/medicatie
  • Angststoornis door een somatische aandoening
    + NIET: PTSS, OCD, ziekteangststoornis
19
Q

Wat zijn kenmerken van een paniekstoornis?

A
  • Terugkerende en onverwachte paniekaanvallen
  • Paniekaanvaal: plotseling en hoogtepunt in 10 minuten
  • Angst voor doodgaan, gek worden of controle verlies
  • Lichamelijke symptomen: hartkloppingen, benauwdheid, zweten, trillen
  • 50% ontwikkelt agorafobie
20
Q

Welke typen specifieke fobieën zijn er?

A
  • Diertype
  • Natuurlijke –omgevingstype (bv onweer, grote hoogten en water)
  • Bloed/injectie type (bloed, wonden zien en/of medische ingrepen ondergaan)
  • Situationele type (bv autorijden, bruggen, tunnels, vliegen en liften)
  • Resttype (bv slikfobie en braakfobie)
21
Q

Wanneer is er sprake van een gegeneraliseerde angststoornis?

A
  • Lichamelijke en psychische symptomen (rusteloosheid, vermoeidheid, spierspanning, slaapstoornis en concentratiestoornis)
  • Minstens 6 maanden vaker wel dan niet aanwezig
  • Betrekking op meerdere gebeurtenissen
22
Q

Welke (genees)middelen kunnen een angststoornis veroorzaken?

A
  • Gebruik: corticostereoïden, sympathicomimetica, alcohol, cannabis, cocaïne, amfetaminen, cafeïne
  • Onttrekking: benzodiazepinen, antidepressiva, alcohol, cocaïne, opioïden, nicotine
23
Q

Wanneer moet je denken aan een lichamelijke oorzaak voor een angststoornis?

A
  • Patiënt bij aanvang van de angstklachten > 40 jaar
  • Geen psychiatrische voorgeschiedenis
  • Alcohol en/of drugs gebruik
  • Geen psychosociale etiologische factoren
  • Geen familieanamnese voor angststoornissen
  • Ongewoon beloop
  • Geen reactie op een gangbare behandeling
24
Q

Wat zijn kenmerken van PTSS?

A
  • Intrusieve symptomen, zoals herbelevingen
  • Vermijding van prikkels die geassocieerd worden met trauma
  • Negatieve verandering in denkbeelden en stemming
  • Verandering in arousal en reactiviteit
  • 10% kans na psychotraumatische gebeurtenis
25
Q

Wat zijn kenmerken van angst bij OCD?

A
  • Angst voor besmetting of gevaarlijke gebeurtenissen
  • Egodystoon: gedachten worden als vreemd beschouwd