3B2 week 13 HC 1 & 2 Organisatie pijnsysteem Flashcards

1
Q

Hoe wordt pijn waargenomen (nociceptie)?

A
  1. Vrije zenuwuiteinden
  2. Nociceptoren: chemoreceptoren, thermoreceptoren en mechanoreceptoren
  3. Transductie
  4. Transmissie
  5. Perceptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke stoffen spelen een rol bij nociceptie?

A
  • Histamine, bradykinine, 5-HT, prostaglandine, ATP, H+ en kalium: activatie nociceptoren
  • CGRP en substance P: activatie mestcellen en verwijding bloedvaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke typen vrije zenuwuiteinden zijn er?

A
  • Ad: gemyelineerd (5-30 m/s), prikkend gevoel
    -> type 1 (mechanisch/chemisch) en type II (temperatuur)
  • C-vezels: ongemyelineerd (2 m/s), zeurend gevoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen nociceptie en gevoel?

A
  • Gevoel verloopt sneller dan pijn
  • Niet nociceptor is oplopend actief met plateau
  • Nociceptor is pas actief bij schadelijke prikkel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe zijn nociceptoren georganiseerd?

A

Zowel receptor als eindiging
- Receptor -> actiepotentiaal -> dorsal root ganglion -> ruggenmerg -> neurotransmitter release
- Actiepotentiaal gaat ook terug naar vrije zenuwuiteinde -> neurotransmitter release

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe worden vrije zenuwuiteinden geactiveerd?

A

Transient receptor potential kanaal (TRP-kanaal)
- Ionkanaal (Ca en Na) die opent bij activatie
- Verschillende typen kanalen in eenzelfde vezel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kunnen TRP kanalen worden geactiveerd?

A
  • Temperatuur
  • Chemicaliën: capsaicin (pittig), zuur, menthol, mosterd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe verloopt de transmissie van nociceptie?

A

Via de dorsale hoorn naar de contralaterale anterolaterale baan
- C-vezel: lamina I en II
- Ad-vezel: lamina I en V
- Wide range neuron in meerdere lamina (referred pain)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het gevolg van een unilaterale ruggenmerg laesie?

A
  • Contralateraal uitval pijn en temperatuur
  • Ipsilaterale uitval aanraking en druk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe ontstaat sensitisatie?

A

Long term potentiatie
- Langdurige prikkeling van C-vezels -> activatie NMDA-R (glutamaat) -> verlies blokkade magnesium -> instroom calcium -> toename AMPA-receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is axotomie?

A

Schade aan perifere zenuw
- Normaal tijdelijk degeneratie perifere projecties en chemische veranderingen in ganglion cel tijdens herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is neuropatische pijn?

A

Spontane activiteit van beschadigde vezels (neuroma)
- Ectopische impuls generatie (spontaan of na prikkel)
- Groot aantal Na-kanalen
- Vezels die elkaar prikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe verloopt gnostische sensibiliteit?

A

Via dorsolaterale baan -> nucleus cuneatus -> mediale lemnicus -> thalamus (VPL) -> somatosensorische cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe verloopt de vitale sensibiliteit

A

Via controlaterale anterolaterale baan -> mediale lemniscus -> thalamus (VPL) -> somatosensorische cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke vormen van sensibiliteit zijn er?

A
  • Gnostisch: fijne tast/aanraking, proprioceptie
  • Vitaal: pijn, jeuk, temperatuur en grove tast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe verloopt de affectieve component van nociceptieve informatie?

A
  • Reticulaire formatie, amgydala, hypothalamus, superiore colliculus en periaquaductal grey
  • Via thalamus naar insula en gyrus cinguli
17
Q

Wat zijn kenmerken van de insula?

A

Gevoel van onbehagen, pijn en walging
- Achterste deel: intrinsiek (oa temperatuur)
- Voorste deel: interactief (oa boosheid)

18
Q

Waaruit bestaat de pijnervaring?

A
  • Pijnemotie/affectieve component (insula): beïnvloedbaar met therapie
  • Pijnlokalisatie/discriminatieve component (somatosensorische cortex): beïnvloedbaar met pijnstillers
19
Q

Hoe kan het verwachtings centrum worden beïnvloed?

A
  • Placebo effect: versnelling en vergroting van effect van medicatie
  • Nocebo effect: negatieve effecten van medicatie (bepaald door context)
20
Q

Hoe verloopt pijninhibitie en pijnfacilitatie?

A
  • Somatosensorisch cortex beïnvloedt amgydala, hypothalamus en periaquaductale grey
  • PAG beïnvloedt parabrachiale nucleus, MRF, locus coeruleus en Raphe nuclei
  • Terug naar dorsale hoorn
21
Q

Welke vormen van pijninhibitie zijn er?

A
  • Perifeer: activatie Ab-vezels activeert inhibirende interneuronen en remt zo anterolaterale baan (poorthypothese)
  • Centraal: afdalende inhiberende systemen via PAG naar locus coereleus (NA) en Raphe nuclei (serotonine, GABA)
22
Q

Wat zijn kenmerken van pruritis?

A

Onplezierige sensatie van de huid die oproept tot krabben
- Om parasieten te verwijderen of weefselbeschadiging om genezing te initiëren
- Mechanisch (beweging) of chemisch (nociceptoren/pruriceptoren)

23
Q

Wat zijn overeenkomsten en verschillen tussen jeuk en pijn?

A
  • Overeenkomst: anatomische route, uitval vaak samen aanwezig, veel neuronen reageren op beide, veel overeenkomst hersengebieden
  • Verschillen: functie, reactie op opioiden, pijn vermindert jeuk, jeuk alleen op epitheel
24
Q

Wat zijn vormen van sensitisatie?

A
  • Hyperalgesie: verhoogde pijnperceptie na pijnlijke prikkel (primair via vrije zenuwuiteinden)
  • Allodynie: pijnlijke perceptie van normaliter niet pijnlijke prikkel (secundair via ruggenmerg)