VO week 1 Flashcards

1
Q

waar is het epitheel altijd door begrensd?

A

basaalmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar ontstaat een carcinoom uit?

A

epitheliale cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar ontstaat een sarcoom uit?

A

steunweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waar ontstaat een hematologische tumor uit?

A

lymfomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

heeft colon crypten of villi?

A

alleen crypten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar zit het basaalmembraan in het colon?

A

cirkel om de bloemetjes (= epitheel met slijmbekercellen) heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is hyperchromatisch en hypo?

A

hyper zijn kernen die er donkerder uitzien en hypo die er lichter uitzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is “kanker” geen synoniem voor “carcinoom”?

A

Carcinoom is een kwaadaardige tumor van epitheel; kanker omvat alle
maligne tumoren (sarcoom, lymfoom etc etc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Carcinomen ontstaan uit epitheel, maar er zijn ook andere cellen en weefsels aanwezig (o.a. stroma). Welke andere soorten tumoren zou je kunnen krijgen in deze organen?

A

sarcoom en lymfoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De carcinomen die het meeste voorkomen in de borst, de long en de dikke darm zijn “adenocarcinomen”. Wat wordt bedoeld met deze term?

A

Een epitheliale tumor die hetzij ontstaat uit klierepitheel, of differentieert
in klierstructuren (buizen, slijm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kun je de adenocarcinomen in de borst, long en colon op dezelfde manier behandelen?

A

Tot op zekere hoogte. Primair chirurgie; evt chemotherapie en/of
radiotherapie. Verschillende carcinomen worden vaak met andere
chemotherapeutische middelen behandeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er indien een carcinoom tot aan een ‘natuurlijke’ barrière groeit, zoals de borstwand, de huid, het longvlies of het buikvlies?

A

Kwaadaardige tumoren houdt zich niet aan de natuurlijke barriere en
groeit daar (op een zeker moment) doorheen. Er treden dan extra
symptomen op (pijn, ulceratie). Het is een ongunstig prognostisch teken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke barrière, die typisch is voor epitheel, zal eerst doorbroken moeten worden voordat een kwaadaardige tumor, die ontstaat in het epitheel, kan uitzaaien?

A

basaalmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Op welke wijze zullen carcinomen in beginsel uitzaaien?

A
  • Lymfogeen (via de lymfebanen)
  • Hematogeen (via de bloedbaan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

met welke kleuring wordt perifeer bloed en beenmerg mee beoordeeld?

A

May-Grünwald Giemsa kleuring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is het doel van de May-Grünwald Giemsa kleuring?

A

fixatie

17
Q

wat kleurt acidofiele/eosinefiele kleurstof?

A

eiwitten geeft oranje kleur en kleurt vooral erytrocyten

18
Q

wat kleurt basofiele kleurstof?

A

RNA geeft een blauwe kleur en kleurt vooral de kernen van de leukocyten

19
Q

hoe zie je of een beenmerg- of bloeduitstrijk normaal is? en hoe toont zich de differentiatielijn?

A

Een normale beenmerg- of bloeduitstrijk zou een evenwichtige verhouding en een normale morfologie van verschillende cellen moeten laten zien. de differentiatielijn is de ontwikkeling van een blast tot een mature cel van bijv. de granulocytaire lijn

20
Q

hoe ziet een beenmerg- of bloeduitstrijkje eruit van een patiënt met acute myeloïde leukemie?

A

onrijpe of atypische cellen (blasten) aanwezig zijn

21
Q

hoe ziet een beenmerg- of bloeduitstrijkje eruit van een patiënt met chronische myeloïde leukemie?

A

abnormale vormen van volwassen bloedcellen aanwezig zijn, zoals ongewoon grote witte bloedcellen.

22
Q

waarom is leukemische ontsporing van hematopoietische cellen een klonale aandoening?

A

het wordt veroorzaakt door een abnormale groei en vermenigvuldiging van een enkele kloon van cellen. Dit verklaart waarom de genetische veranderingen die aanwezig zijn in de kankercellen consistent zijn en waarom behandelingen zich vaak richten op het onderdrukken van deze abnormale kloon.

23
Q

wat zijn de kenmerken van een precursor, erytrocytair, granulocytair of monocytaire en lymfocytair?

A

precursor: relatief groot
ery: ronde kern met onregelmatige chromatine
granulocytair en monocytair: geen ronde kern
lymfocytair: glad gekleur en ronde kern

24
Q

hoe kun je bepalen of beenmerg acuut of chronisch leukemisch is?

A

door het percentage blasten
normaal: <2% blast en dit is gelijk aan percentage myeloblasten
acuut: >20% blasten
chronisch: percentage? en 9;22 translocatie (bij CML)

25
Q

wat kan je bij elk soort leukemie in perifeer bloed vinden?

A
  • hypercellulariteit
  • homogeniteit
    multiple myeloom geeft hypocellulariteit in het beenmerg
26
Q

wat zijn CD3+ cellen?

A

T-lymfocyten

27
Q

wat zijn CD19+ cellen?

A

B-lymfocyten