Oefenvragen boek Flashcards

1
Q

Welke drie mechanismen worden geacht de misfit tussen persoon en werkomgeving te verminderen? Geef bij elk mechanisme een voorbeeld uit de case.

CASUS Pieterse

De heer Pieterse werkt voor een middelgroot verzekeringsbureau in het noorden van het land. Hij werkt nu zes jaar voor dit verzekeringsbureau. De eerste vier jaar met plezier, daarna is het bergafwaarts gegaan. Hij werkte in het begin als teamleider voor een team van zes medewerkers. De medewerkers waren heel zelfstandig en het was voor iedereen heel duidelijk waar hun taken en verantwoordelijkheden lagen. Het gaf hem de mogelijkheid om zelf ook heel zelfstandig te werken.

Zijn leidinggevende gaf hem veel ruimte en liet hem met rust. De heer Pieterse had een collega-teamleider met wie hij gedurende de vier jaar een plezierige band had opgebouwd. Hij heeft dit als heel prettig ervaren, omdat hij weet dat hij nogal introvert is en het moeilijk vindt om een goede relatie op te bouwen. Zijn collega was juist extravert en op een of andere manier klikte het goed.

Twee jaar geleden is het verzekeringsbureau begonnen met een reorganisatie, die veel gevolgen had voor de heer Pieterse. Hij is overgeplaatst naar een nieuwe afdeling met twaalf medewerkers, nieuwe mensen en ook een nieuwe leidinggevende. Zijn collega-teamleider is naar een andere vestiging gegaan.

Naast de verandering van werkplek waren er ook veranderingen in de taken van de heer Pieterse. Zo wordt nu van hem verwacht dat hij coachend gaat leidinggeven. Zijn nieuwe leidinggevende heeft hoge verwachtingen van hem. De heer Pieterse heeft het gevoel dat zijn nieuwe leidinggevende hem op de huid zit en hij niet kan voldoen aan de gestelde eisen. Er zijn twee keer zo veel medewerkers aan wie hij leiding moet geven en hij merkt dat deze veel minder zelfstandig werken dan de mensen van zijn vorige team.

Hij heeft zelf ook minder ruimte om zelfstandig te werken. Zijn leidinggevende bepaalt veel en is erg gericht op resultaten; de heer Pieterse krijgt steeds minder beslissingsbevoegdheid. Hij ervaart geen steun van zijn leidinggevende. Hij heeft zijn leidinggevende om een cursus gevraagd om te leren coachen en daarvoor wordt nu iets geregeld. Eigenlijk weet de heer Pieterse niet of hij wel zin heeft in zo’n cursus: zou hij dat ooit leren? Hij heeft geen opleiding gehad in coachen en heeft ook geen ervaring op dit vlak.

Sinds de verandering slaapt hij slecht en is hij ook veel vaker ziek. Hij heeft veel minder plezier in zijn werk en heeft vaak last van hoofdpijn. De laatste tijd heeft hij ook last van een stijve nek. Zijn oude collega spreekt hij nooit meer. Kort na de verandering hebben ze nog eens gebeld, maar het bleek dat hij veel minder moeite had met de verandering.

A

Sociale ondersteuning: door wie en hoe wordt de werkgever of werknemer ondersteund? Door wie continu en door wie als het nodig is? Denk aan werk en privé. Het gaat om hoe deze steun wordt ervaren. In de case ervaart de heer Pieterse geen steun van zijn leidinggevende. De collega’s bij wie hij vroeger steun vond, zijn overgeplaatst. Door contact op te nemen met zijn collega’s wordt de misfit verminderd.

Copinggedrag: dit is het actieve oplossingsgerichte, bewuste gedrag dat wordt toegepast. Bijvoorbeeld de vraag van de heer Pieterse of hij een cursus kan volgen.

Defensiemechanismen: dit is een passieve manier van omgaan met de misfit (de omgeving en de subjectieve persoon sluiten niet goed op elkaar aan). Dit kan bijvoorbeeld door verdringing het geval zijn. De heer Pieterse besluit om er niet meer over na te denken. (De psychologie van arbeid en gezondheid, hoofdstuk 2, pagina 29)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In welk kwadrant van het Demand-Control Model zou je het werk van de heer Pieterse plaatsen? Licht dit toe

CASUS Pieterse

De heer Pieterse werkt voor een middelgroot verzekeringsbureau in het noorden van het land. Hij werkt nu zes jaar voor dit verzekeringsbureau. De eerste vier jaar met plezier, daarna is het bergafwaarts gegaan. Hij werkte in het begin als teamleider voor een team van zes medewerkers. De medewerkers waren heel zelfstandig en het was voor iedereen heel duidelijk waar hun taken en verantwoordelijkheden lagen. Het gaf hem de mogelijkheid om zelf ook heel zelfstandig te werken.

Zijn leidinggevende gaf hem veel ruimte en liet hem met rust. De heer Pieterse had een collega-teamleider met wie hij gedurende de vier jaar een plezierige band had opgebouwd. Hij heeft dit als heel prettig ervaren, omdat hij weet dat hij nogal introvert is en het moeilijk vindt om een goede relatie op te bouwen. Zijn collega was juist extravert en op een of andere manier klikte het goed.

Twee jaar geleden is het verzekeringsbureau begonnen met een reorganisatie, die veel gevolgen had voor de heer Pieterse. Hij is overgeplaatst naar een nieuwe afdeling met twaalf medewerkers, nieuwe mensen en ook een nieuwe leidinggevende. Zijn collega-teamleider is naar een andere vestiging gegaan.

Naast de verandering van werkplek waren er ook veranderingen in de taken van de heer Pieterse. Zo wordt nu van hem verwacht dat hij coachend gaat leidinggeven. Zijn nieuwe leidinggevende heeft hoge verwachtingen van hem. De heer Pieterse heeft het gevoel dat zijn nieuwe leidinggevende hem op de huid zit en hij niet kan voldoen aan de gestelde eisen. Er zijn twee keer zo veel medewerkers aan wie hij leiding moet geven en hij merkt dat deze veel minder zelfstandig werken dan de mensen van zijn vorige team.

Hij heeft zelf ook minder ruimte om zelfstandig te werken. Zijn leidinggevende bepaalt veel en is erg gericht op resultaten; de heer Pieterse krijgt steeds minder beslissingsbevoegdheid. Hij ervaart geen steun van zijn leidinggevende. Hij heeft zijn leidinggevende om een cursus gevraagd om te leren coachen en daarvoor wordt nu iets geregeld. Eigenlijk weet de heer Pieterse niet of hij wel zin heeft in zo’n cursus: zou hij dat ooit leren? Hij heeft geen opleiding gehad in coachen en heeft ook geen ervaring op dit vlak.

Sinds de verandering slaapt hij slecht en is hij ook veel vaker ziek. Hij heeft veel minder plezier in zijn werk en heeft vaak last van hoofdpijn. De laatste tijd heeft hij ook last van een stijve nek. Zijn oude collega spreekt hij nooit meer. Kort na de verandering hebben ze nog eens gebeld, maar het bleek dat hij veel minder moeite had met de verandering.

A

De heer Pieterse past in het model in kwadrant 1: veel spanning. Dit komt omdat hij weinig sturingsmogelijkheden heeft en hoge psychologische taakeisen ervaart. (De psychologie van arbeid en gezondheid, hoofdstuk 2, pagina 31)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn volgens het Job Demands-Resources Model in deze case de werkstressoren en energiebronnen?

CASUS Pieterse

De heer Pieterse werkt voor een middelgroot verzekeringsbureau in het noorden van het land. Hij werkt nu zes jaar voor dit verzekeringsbureau. De eerste vier jaar met plezier, daarna is het bergafwaarts gegaan. Hij werkte in het begin als teamleider voor een team van zes medewerkers. De medewerkers waren heel zelfstandig en het was voor iedereen heel duidelijk waar hun taken en verantwoordelijkheden lagen. Het gaf hem de mogelijkheid om zelf ook heel zelfstandig te werken.

Zijn leidinggevende gaf hem veel ruimte en liet hem met rust. De heer Pieterse had een collega-teamleider met wie hij gedurende de vier jaar een plezierige band had opgebouwd. Hij heeft dit als heel prettig ervaren, omdat hij weet dat hij nogal introvert is en het moeilijk vindt om een goede relatie op te bouwen. Zijn collega was juist extravert en op een of andere manier klikte het goed.

Twee jaar geleden is het verzekeringsbureau begonnen met een reorganisatie, die veel gevolgen had voor de heer Pieterse. Hij is overgeplaatst naar een nieuwe afdeling met twaalf medewerkers, nieuwe mensen en ook een nieuwe leidinggevende. Zijn collega-teamleider is naar een andere vestiging gegaan.

Naast de verandering van werkplek waren er ook veranderingen in de taken van de heer Pieterse. Zo wordt nu van hem verwacht dat hij coachend gaat leidinggeven. Zijn nieuwe leidinggevende heeft hoge verwachtingen van hem. De heer Pieterse heeft het gevoel dat zijn nieuwe leidinggevende hem op de huid zit en hij niet kan voldoen aan de gestelde eisen. Er zijn twee keer zo veel medewerkers aan wie hij leiding moet geven en hij merkt dat deze veel minder zelfstandig werken dan de mensen van zijn vorige team.

Hij heeft zelf ook minder ruimte om zelfstandig te werken. Zijn leidinggevende bepaalt veel en is erg gericht op resultaten; de heer Pieterse krijgt steeds minder beslissingsbevoegdheid. Hij ervaart geen steun van zijn leidinggevende. Hij heeft zijn leidinggevende om een cursus gevraagd om te leren coachen en daarvoor wordt nu iets geregeld. Eigenlijk weet de heer Pieterse niet of hij wel zin heeft in zo’n cursus: zou hij dat ooit leren? Hij heeft geen opleiding gehad in coachen en heeft ook geen ervaring op dit vlak.

Sinds de verandering slaapt hij slecht en is hij ook veel vaker ziek. Hij heeft veel minder plezier in zijn werk en heeft vaak last van hoofdpijn. De laatste tijd heeft hij ook last van een stijve nek. Zijn oude collega spreekt hij nooit meer. Kort na de verandering hebben ze nog eens gebeld, maar het bleek dat hij veel minder moeite had met de verandering.

A

Werkstressoren zijn: hoge werkdruk (deadlines) en de veeleisende leidinggevende.

Energiebronnen waren: autonomie en zelfstandigheid, steun van collega’s.

Deze energiebronnen zijn nu verminderd, en compenseren niet langer de werkstressoren.

(De psychologie van arbeid en gezondheid, hoofdstuk 2, pagina 30-32)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In het artikel over de Zelfdeterminatietheorie wordt gesproken over drie basisbehoeften. Beschrijf hoe het (mogelijk) gesteld is met de drie basis behoeften (competentie, verbondenheid en autonomie) van de heer Pieterse. Beschrijf daarnaast welke effecten dat mogelijk kan hebben op het welbevinden van de heer Pieterse volgens de theorie. Licht je antwoord toe.

CASUS Pieterse

De heer Pieterse werkt voor een middelgroot verzekeringsbureau in het noorden van het land. Hij werkt nu zes jaar voor dit verzekeringsbureau. De eerste vier jaar met plezier, daarna is het bergafwaarts gegaan. Hij werkte in het begin als teamleider voor een team van zes medewerkers. De medewerkers waren heel zelfstandig en het was voor iedereen heel duidelijk waar hun taken en verantwoordelijkheden lagen. Het gaf hem de mogelijkheid om zelf ook heel zelfstandig te werken.

Zijn leidinggevende gaf hem veel ruimte en liet hem met rust. De heer Pieterse had een collega-teamleider met wie hij gedurende de vier jaar een plezierige band had opgebouwd. Hij heeft dit als heel prettig ervaren, omdat hij weet dat hij nogal introvert is en het moeilijk vindt om een goede relatie op te bouwen. Zijn collega was juist extravert en op een of andere manier klikte het goed.

Twee jaar geleden is het verzekeringsbureau begonnen met een reorganisatie, die veel gevolgen had voor de heer Pieterse. Hij is overgeplaatst naar een nieuwe afdeling met twaalf medewerkers, nieuwe mensen en ook een nieuwe leidinggevende. Zijn collega-teamleider is naar een andere vestiging gegaan.

Naast de verandering van werkplek waren er ook veranderingen in de taken van de heer Pieterse. Zo wordt nu van hem verwacht dat hij coachend gaat leidinggeven. Zijn nieuwe leidinggevende heeft hoge verwachtingen van hem. De heer Pieterse heeft het gevoel dat zijn nieuwe leidinggevende hem op de huid zit en hij niet kan voldoen aan de gestelde eisen. Er zijn twee keer zo veel medewerkers aan wie hij leiding moet geven en hij merkt dat deze veel minder zelfstandig werken dan de mensen van zijn vorige team.

Hij heeft zelf ook minder ruimte om zelfstandig te werken. Zijn leidinggevende bepaalt veel en is erg gericht op resultaten; de heer Pieterse krijgt steeds minder beslissingsbevoegdheid. Hij ervaart geen steun van zijn leidinggevende. Hij heeft zijn leidinggevende om een cursus gevraagd om te leren coachen en daarvoor wordt nu iets geregeld. Eigenlijk weet de heer Pieterse niet of hij wel zin heeft in zo’n cursus: zou hij dat ooit leren? Hij heeft geen opleiding gehad in coachen en heeft ook geen ervaring op dit vlak.

Sinds de verandering slaapt hij slecht en is hij ook veel vaker ziek. Hij heeft veel minder plezier in zijn werk en heeft vaak last van hoofdpijn. De laatste tijd heeft hij ook last van een stijve nek. Zijn oude collega spreekt hij nooit meer. Kort na de verandering hebben ze nog eens gebeld, maar het bleek dat hij veel minder moeite had met de verandering.

A

Autonomie: De heer Pieterse heeft mogelijk een hoge behoefte aan autonomie. Daar hij in zijn nieuwe functie minder zelfstandig kan werken zal hij zich hierdoor minder goed/happy kunnen voelen.

Verbondenheid: De heer Pieterse scoort mogelijk ook hoog op zijn sociale behoefte (verbondenheid/ relatedness). In zijn oude functie had hij een goede band met een collega leidinggevende waardoor hij in die behoefte werd voorzien. De collega leidinggevende is overgeplaatst. In zijn nieuwe functie ervaart de heer Pieterse geen steun van zijn nieuwe leidinggevende en wordt om die reden minder goed in zijn sociale behoefte voorzien.

Competentie: In het laatste onderdeel van de ZDT, de behoefte aan competentie, wordt de heer Pieterse in zijn nieuwe functie ook minder voorzien. Hij twijfelt of hij coachend kan leidinggeven en hij twijfelt er ook aan of hij dit zal kunnen leren.

Conclusie: De heer Pieterse scoort op alle drie de basisbehoeften van de ZDT lager dan in zijn vorige functie. Dit kan volgens de theorie tot gevolg hebben dat de heer Pieterse minder goed zal functioneren, minder productief zal worden, minder bevlogen zal zijn in zijn werk en een grotere neiging zal hebben om op zoek te gaan maar een andere baan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke aanbeveling om de werksituatie van de heer Pieterse gezonder te maken past bij het Demand-Control(-Support)Model? Kies één van de onderstaande mogelijkheden en licht toe waarom je voor deze optie gekozen hebt.

CASUS Pieterse

De heer Pieterse werkt voor een middelgroot verzekeringsbureau in het noorden van het land. Hij werkt nu zes jaar voor dit verzekeringsbureau. De eerste vier jaar met plezier, daarna is het bergafwaarts gegaan. Hij werkte in het begin als teamleider voor een team van zes medewerkers. De medewerkers waren heel zelfstandig en het was voor iedereen heel duidelijk waar hun taken en verantwoordelijkheden lagen. Het gaf hem de mogelijkheid om zelf ook heel zelfstandig te werken.

Zijn leidinggevende gaf hem veel ruimte en liet hem met rust. De heer Pieterse had een collega-teamleider met wie hij gedurende de vier jaar een plezierige band had opgebouwd. Hij heeft dit als heel prettig ervaren, omdat hij weet dat hij nogal introvert is en het moeilijk vindt om een goede relatie op te bouwen. Zijn collega was juist extravert en op een of andere manier klikte het goed.

Twee jaar geleden is het verzekeringsbureau begonnen met een reorganisatie, die veel gevolgen had voor de heer Pieterse. Hij is overgeplaatst naar een nieuwe afdeling met twaalf medewerkers, nieuwe mensen en ook een nieuwe leidinggevende. Zijn collega-teamleider is naar een andere vestiging gegaan.

Naast de verandering van werkplek waren er ook veranderingen in de taken van de heer Pieterse. Zo wordt nu van hem verwacht dat hij coachend gaat leidinggeven. Zijn nieuwe leidinggevende heeft hoge verwachtingen van hem. De heer Pieterse heeft het gevoel dat zijn nieuwe leidinggevende hem op de huid zit en hij niet kan voldoen aan de gestelde eisen. Er zijn twee keer zo veel medewerkers aan wie hij leiding moet geven en hij merkt dat deze veel minder zelfstandig werken dan de mensen van zijn vorige team.

Hij heeft zelf ook minder ruimte om zelfstandig te werken. Zijn leidinggevende bepaalt veel en is erg gericht op resultaten; de heer Pieterse krijgt steeds minder beslissingsbevoegdheid. Hij ervaart geen steun van zijn leidinggevende. Hij heeft zijn leidinggevende om een cursus gevraagd om te leren coachen en daarvoor wordt nu iets geregeld. Eigenlijk weet de heer Pieterse niet of hij wel zin heeft in zo’n cursus: zou hij dat ooit leren? Hij heeft geen opleiding gehad in coachen en heeft ook geen ervaring op dit vlak.

Sinds de verandering slaapt hij slecht en is hij ook veel vaker ziek. Hij heeft veel minder plezier in zijn werk en heeft vaak last van hoofdpijn. De laatste tijd heeft hij ook last van een stijve nek. Zijn oude collega spreekt hij nooit meer. Kort na de verandering hebben ze nog eens gebeld, maar het bleek dat hij veel minder moeite had met de verandering.

A

De sociale steun door collega’s en leidinggevende vergroten.
Ook een goed antwoord volgens het Demand-Control (-Support) Model is het creëren of toevoegen van meer regelmogelijkheden aan de functie. Dit antwoord behoorde in dit geval niet tot de antwoordmogelijkheden (pagina 30-32 uit De psychologie van arbeid en gezondheid).
Weinig uitdaging (weinig stress) dan prestatie is laag, je gaat je vervelen.
Als er iets van je wordt verwacht ga je beter presteren. Stijgt de deadline dan ga je beter presteren.
Maar de taak kan ook te moeilijk zijn, te lang duren, te veel van je vragen dan gaan je prestaties achteruit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stressrespons

A

– de reactie van het lichaam op een stressprikkel (stressor)
o Snelle reactie
o Via sympatisch zenuwstelsel
o Hormoon adrenaline: Freze-Fright-Flight-Fight

o Trage reactie
o Via hypothalamus-hypofyse-bijnier-as (HHB-as (of stressas)
o Als de stress aanhoudt komt deze reactie op gang

Amygdala registreert de stressprikkel

  • -> die prikkelt de hypothalamus
  • -> die geeft hormoon CRH af
  • ->CRH bereikt hypofyse
  • -> Hypofyse maakt hormoon ACTH
  • ->ACTH bereikt de bijnieren
  • ->Bijnieren maken Hormoon Cortisol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op gedragsniveau komen de volgende stressreacties voor:

A
  • vermijding
  • agressie
  • te veel/te weinig eten
  • overmatig actief zijn
  • te veel tegelijk doen
  • meer roken
  • meer alcohol drinken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ook worden mentale processen, waaronder de informatieverwerking, verstoord door stress. Op cognitief gebied kun je hierdoor deze klachten herkennen:

A
  • obsessieve gedachten
  • vergeetachtigheid
  • concentratieproblemen
  • piekeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Esila is een vrouw van 33 jaar die al 10 jaar als hypotheekadviseur werkt bij de Hypobank. Waar vroeger alle klanten naar kantoor kwamen, is dit nu nog maar 20%. De rest van de klanten adviseert zij via een online skype sessie. Sinds 2 jaar is de huizenmarkt weer aangetrokken en is de werkdruk toegenomen. Dat wordt mede veroorzaakt doordat er vorig jaar meerdere collega’s ontslagen zijn waar Esila al jaren mee samenwerkte. Vroeger zaten alle collega’s in een grote ruimte. Nu heeft iedereen zijn eigen kleine ruimte met laptop en webcam voor de online adviesgesprekken. Esila noemt deze ruimte ‘de telefooncel’ omdat deze volledig van glas is en je amper ruimte hebt om lekker te zitten. Ook haar manager ziet ze amper. Die werkt vaak thuis of heeft afspraken buiten de deur. Vroeger kon ze nog eens collega’s om hulp vragen maar sinds een deel ontslagen is, doet ze dat niet meer. Esila heeft het idee dat ze ‘stil staat’. Haar werk is saai en ze komt iedere avond moe thuis. Het weekend heeft ze nodig om bij te komen. Nadat Esila zich dit jaar al 3 keer had ziekgemeld, kreeg ze een oproep van de bedrijfsarts, die een interventie voorstelde.

Vraag 1: Welke interventie zou geschikt zijn voor Esila?

A

Een geschikte interventie zou job-crafting kunnen zijn.

Bij job-crafting herontwerpen werknemers hun eigen taken en rollen.

Job-crafting gaat uit van proactief gedrag van werknemers, waarbij zij proberen hun eigen taakeisen en werkgerelateerde hulpbronnen te optimaliseren.

Een job-crafting training resulteert in een persoonlijk craftingplan waarin Esila schrijft wat haar job-crafting doelen zijn, en hoe ze deze doelen in een paar weken gaat proberen te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aan welke onderwerpen zou tijdens de interventie aandacht besteed moeten worden?

A

Minimaal zou er tijdens de interventietraining aandacht moeten worden besteed aan het identificeren van taakeisen en energiebronnen en hoe werknemers zelf door job-crafting invloed kunnen uitoefenen op hun werkomgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan de bedrijfsarts de effectiviteit van de interventie meten?

A

Er moet minimaal een voor- en nameting plaatsvinden op elementen uit het JDR-model. Denk hierbij aan werkbeleving, job-craftingsgedrag en prestaties. Daarnaast is het bij individuele coaching van belang om na te gaan in hoeverre de medewerker de persoonlijke job-craftingsdoelen uit het opgestelde job-craftingsplan heeft behaald (zie 9.6.7 in het boek).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Op welke manier draagt positieve psychologie bij aan het welbevinden van werknemers?

A

Interventies gebaseerd op positieve psychologie zorgen voor positieve emoties die vervolgens weer leiden tot een bredere aandachtsfocus en een breder gedragsrepertoire. Dit draagt vervolgens weer bij aan het opbouwen van belangrijke sociale, fysiologische en cognitieve hulpbronnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Asha is HR-manager bij Profacs, een medisch-technologisch bedrijf met 120 medewerkers. Zij heeft onlangs een medewerkerstevredenheidsonderzoek uit laten voeren. Hieruit bleek dat veel medewerkers kampen met een lage vitaliteit. Dit is een ongewenste situatie. Asha wil daarom een interventie uitvoeren waarbij medewerkers meer gaan bewegen en hierdoor vitaler worden. De directeur heeft aangegeven budget beschikbaar te stellen voor een pilot-interventie. Als deze pilot effectief is, dan wordt de interventie organisatiebreed ingevoerd.

Hoe ziet het onderzoeksdesign voor de effectevaluatie er uit in de meest optimale situatie (binnen de mogelijkheden van de organisatie)?

A

In de meest optimale situatie kiest Asha 2 groepen uit die qua samenstelling (geslacht, leeftijd, opleidingsniveau) overeenkomen.

Groep 1 is de interventiegroep (deze groep krijg de interventie) en groep 2 is de controlegroep (deze groep krijgt geen interventie).

Bij beide groepen wordt op hetzelfde moment een voormeting (voor de start van de interventie) en een nameting (na afronding van de interventie) d.m.v. een dezelfde vragenlijst uitgevoerd. Als de vooruitgang in vitaliteit van groep 1 significant groter is dan van groep 2, dan kan gesteld worden dat de interventie effectief is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Volgens het Minority Stress Model van Meyer (2003) kan een ongelijke positie leiden tot stress. Van de minderheid wordt verwacht dat zij voldoen aan de normen en waarden van de meerderheid en dit kan leiden tot minderheidsstress. Minderheidsstress wordt veroorzaakt door drie factoren:

  • stigma,
  • vooroordelen en
  • discriminatie.

Dit kan voor iedere werknemer gelden die tot een minderheid behoort. Gevolgen kunnen mentale en fysieke gezondheidsklachten zijn.

Minderheidsstress wordt gezien als een vorm van ‘additionele stress’. Dat betekent dat deze stress bovenop andere stress komt, bijvoorbeeld bovenop werkstress.

Analyseer welke minderheidsgroepen er zijn bij jou op het werk of bij een door jou gekozen organisatie. In hoeverre worden deze collega’s buitengesloten?

A

Hier zijn verschillende antwoorden mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan vrouwen in de bouw, mannen in het onderwijs, collega’s met een arbeidshandicap, collega’s met een migratieachtergrond of collega’s met een andere seksuele geaardheid dan de meerderheid. Je kunt ook denken aan collega’s die van het platteland komen of collega’s die hoger of lager zijn opgeleid dan de meeste collega’s. Ook leeftijd kan een aanleiding zijn voor minderheidsstress. Stel je eens voor dat 95% van je collega’s 15 jaar jonger of ouder is dan jij en hun waarden de norm zijn. Dan zou je minderheidsstress kunnen ervaren, omdat je moeite hebt om aan de geldende norm van de oudere of jongere collega’s te voldoen.

Let ook op minderheidsgroepjes in minderheidsgroepen. Bijvoorbeeld de groep collega’s met een migratieachtergrond kan ook heel divers zijn. Als de minderheidsgroep voornamelijk uit mensen uit Syrië bestaat, dan kan een klein groepje Turken een minderheidsgroepje in een minderheidsgroep vormen.

Voorbeelden van buitensluiten zijn: niet gevraagd worden om mee te doen met een activiteit, lunch of koffiedrinken, geen leuke opdracht krijgen of geen promotie krijgen. Het kan ook voorkomen dat de meerderheid kwetsende opmerkingen maakt over de minderheid, of erger nog, dat de minderheid wordt gepest door de meerderheid. Dit kan allemaal leiden tot minderheidsstress.

Meyer, I.H. (2003). Prejudice, social stress, and mental health in lesbian, gay and bisexual populations: Conceptual issues and research evidence. Psychological Bulletin, 129, 674-697. doi:10.1037/0033-2909.129.5.674

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Technologische innovaties zullen in vrijwel alle sectoren en banen menselijke arbeid deels gaan vervangen of veranderen. Deze ontwikkelingen kunnen leiden tot toekomstangst. Zeker bij oudere werknemers. Vaak wordt er in eerste instantie gekeken hoe je aan mensen kunt ‘sleutelen’, zodat ze duurzaam inzetbaar blijven. Maar je kunt ook aan de taken en banen ‘sleutelen’ in plaats van aan mensen. In het artikel van Price Waterhouse worden verschillende manieren genoemd om dit te doen.

Welke manieren worden er in dit artikel genoemd (baangereedschap) en hoe zou jij deze manieren in je eigen werk kunnen inzetten om duurzaam inzetbaar te blijven?

A
  • job innovation (nieuwe taken naar je werk halen);
  • job crafting (tijd over taken anders verdelen);
  • job carving (taken afstoten/overdragen);
  • team crafting (samen de taken anders verdelen);
  • job slashing (combineren van taken uit verschillende functies, eventueel zelfs bij verschillende werkgevers).

Toepassing in de eigen situatie kan op verschillende manieren. Bij job innovation kun je denken aan een OR-lidmaatschap, bij job crafting aan het minder tijd besteden aan de taken waar je geen energie van krijgt en meer tijd besteden aan de taken waar je wel energie van krijgt, bij job carving aan het overdragen van de minder energiegevende taken aan een nieuwe collega, bij team crafting aan het inzichtelijk maken van taken en mensen en een nieuwe verdeling maken, bij job slashing aan taakuitwisseling met een collega van een andere afdeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leidinggevenden spelen een belangrijke rol bij het optimaliseren van de werkomgeving. In het uitgebreide JDR-model neemt de leidinggevende dan ook een belangrijke plaats in.

Zo heeft de leidinggevende invloed op het psychologisch kapitaal van werknemers, de energiebronnen en taakeisen of werkstressoren. De leidinggevende is dus eigen “de spin in het web” en kan op verschillende manieren en gebieden invloed uitoefenen. Zoals in het JDR-model te zien is, heeft de leidinggevende een indirecte invloed op bevlogenheid en burn-out via de energiebronnen, taakeisen en psychologisch kapitaal van de werknemers. De invloed van de leidinggevende op de energiebronnen is daarbij groter dan de invloed op de taakeisen.

Kies 3 energiebronnen waarop jouw leidinggevende/jij in je rol als leidinggevende zou kunnen bijdragen. In bijgevoegd overzicht kun je zien welke energiebronnen er allemaal zijn (deze lijst is niet uitputtend). Je hoeft niet de energiebronnen te kiezen die het meeste bijdragen aan bevlogenheid. Geef vervolgens aan wat een mogelijke bijdrage zou kunnen zijn.

A

Er zijn verschillende antwoorden mogelijk.

  • De leidinggevende zou bijvoorbeeld meer aandacht kunnen besteden aan leer- en ontwikkelingsmogelijkheden door iedere medewerker 2 dagen per jaar een mini stage te laten lopen bij een andere afdeling.
  • De leidinggevende kan regelmatig een gezamenlijke activiteit organiseren, zoals het spelen van een Sinterklaasspel, Paasontbijt, etc.
  • Verder kan de leidinggevende een rolmodel vervullen door zichtbaar sociale steun te bieden. Enerzijds steunt hij/zij hiermee diegene die de steun ontvangt en anderzijds laat de leidinggevende zien dat de norm op de afdeling het bieden van sociale steun aan elkaar is
  • feedback geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sita, boekhouder van 55 jaar bij een middelgrote organisatie, heeft de laatste jaren de werkdruk zien toenemen. Vroeger werd er gewerkt met jaarafsluitingen, tegenwoordig met maandafsluitingen. Dit betekent dat het iedere maand weer spannend is of de deadline gehaald kan worden. Sita is hierbij afhankelijk van de toelevering van gegevens van andere afdelingen.

Doordat de afdelingen hun gegevens regelmatig veel te laat aanleveren, wordt de werkdruk aan het begin van de maand erg hoog. Hierdoor is er ook minder tijd om eens met collega`s van Arbeid en gezondheid bij te praten. Sinds kort heeft Sita ook een nieuwe leidinggevende. Daarmee staat zij op gespannen voet.

Haar vorige manager vond de deadline van de maandafsluiting niet zo belangrijk. Deze nieuwe leidinggevende vindt dat deadlines er zijn om je aan te houden. En zo zijn er meer dingen waarover ze van mening verschillen. Sita’s vorige manager gaf haar veel vrijheid om dingen zelf te regelen. De huidige manager wil alles weten. Ze liggen elkaar gewoon niet zo en spreken elkaar alleen als het echt nodig is.

Wat zijn volgens het Job Demands-Resources model in deze case de werkstressoren en energiebronnen?

A

Werkstressoren:

  • slechte relatie met leidinggevende
  • deadlines elke maand
  • afhankelijkheid van anderen

Energiebronnen (maar nu niet meer)

  • contact met collega’s
  • zelfstandigheid
  • steun leidingevende
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een primaire preventieve werkgerichte interventie?

A

Een primaire werkgerichte interventie is een interventie die erop gericht is de oorzaak van stress weg te halen uit de arbeidssituatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Sita, boekhouder van 55 jaar bij een middelgrote organisatie, heeft de laatste jaren de werkdruk zien toenemen. Vroeger werd er gewerkt met jaarafsluitingen, tegenwoordig met maandafsluitingen. Dit betekent dat het iedere maand weer spannend is of de deadline gehaald kan worden. Sita is hierbij afhankelijk van de toelevering van gegevens van andere afdelingen.

Doordat de afdelingen hun gegevens regelmatig veel te laat aanleveren, wordt de werkdruk aan het begin van de maand erg hoog. Hierdoor is er ook minder tijd om eens met collega`s van Arbeid en gezondheid bij te praten. Sinds kort heeft Sita ook een nieuwe leidinggevende. Daarmee staat zij op gespannen voet.

Haar vorige manager vond de deadline van de maandafsluiting niet zo belangrijk. Deze nieuwe leidinggevende vindt dat deadlines er zijn om je aan te houden. En zo zijn er meer dingen waarover ze van mening verschillen. Sita’s vorige manager gaf haar veel vrijheid om dingen zelf te regelen. De huidige manager wil alles weten. Ze liggen elkaar gewoon niet zo en spreken elkaar alleen als het echt nodig is.

Wat is met betrekking tot deze case (Sita) een voorbeeld van een individugerichte aanpak en wat is een voorbeeld van een werkgerichte aanpak?

A

Een voorbeeld van een individugerichte aanpak is om Sita te laten coachen op onderhandelen of op het verbeteren van de relatie met haar leidinggevende.

Een voorbeeld van een werkgerichte aanpak is om Sita meer vrijheid te geven om haar werk zelf in te richten. Natuurlijk zijn er meer voorbeelden te bedenken.

Rijtje belangrijkste factoren in de psychosociale werkomgeving

  1. Autonomie, zelfstandigheid van het werk.
  2. Feedback, terugkoppeling van anderen.
  3. Taakvariatie, afwisseling binnen het werk.
  4. Beloning, salaris en complimenten.
  5. Taakeisen, wat vraagt men van de werknemer.
  6. Sociale ondersteuning, vanuit de omgeving.
  7. Taakidentiteit, de duidelijkheid van het werk als geheel.
  8. Arbeidszekerheid, is het werk zeker op de lange termijn of niet.
  9. Taakbelang, is het werk van belang of niet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Als je naar jezelf kijkt, welke persoonlijke energiebronnen zorgen bij jou voor meer bevlogenheid?

A

Je zou kunnen denken aan weerbaarheid, flexibiliteit, veerkracht, optimisme en geloof in eigen kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Maak een model waarin je duidelijk aangeeft wat de gevolgen zijn van stress die een werknemer op het werk ervaart. Neem ook de tussenstapjes op.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Met welke 3 variabelen hangt werkverslaving volgens tabel 2 in het artikel Werkverslaving een begrip gemeten het meeste mee samen? Kun je deze samenhang uitleggen

A

De sterkste samenhang in het artikel Werkverslaving een begrip gemeten is gemeten met de stressoren:

  • werkdruk en
  • werk-thuis-interferentie en
  • met uitputting.

Blijkbaar werken deze 2 stressoren werkverslaving het sterkst in de hand.

De relatie met uitputting houdt in dat werkverslaafden een behoorlijke kans maken om uitgeput te raken (een onderdeel van burn-out).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Op bladzijde 397 van het boek wordt het denkkader voor ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid beschreven. Je hebt onderzoek gedaan naar het ziekteverzuim op je werk. Je leidinggevende vraagt of je een presentatie kunt geven en daarbij uit wilt leggen wat de organisatie aan beleid zou kunnen invoeren. Leg in je eigen woorden met een voorbeeld uit hoe het denkkader werkt. Je mag zelf een casus hiervoor verzinnen.

A

Als gevolg door een onbalans tussen werkstressoren (taakeisen) en vermogen ervaart een deel van de medewerkers gezondheidsklachten. Met name de werkdruk wordt als hoog ervaren (belastende factoren) en aangezien veel medewerkers kleine kinderen hebben wordt de belastbaarheid minder, omdat de kinderen veel energie vragen. De gezondheidsklachten zijn vooral vermoeidheid en hoofdpijn. Veel van de medewerkers met klachten melden zich regelmatig ziek. Dat heeft te maken met de verzuimdrempel die weer wordt bepaald door situationele factoren en persoonlijke factoren. De eerste factor zou in dit geval wel eens de verzuimcultuur kunnen zijn. Collega’s verklaren je “voor gek” als je je niet ziekmeldt. “Het is namelijk de werkgever die zorgt voor de hoge werkdruk!” Daarnaast is de arbeidstevredenheid laag, zo blijkt uit het laatste medewerkersonderzoek. Ook duurt het lang voordat medewerkers weer aan de slag gaan. Dit heeft te maken met de hervattingsdrempel. Het duurt namelijk lang voordat de bedrijfsarts contact opneemt en er re-integratieafspraken worden gemaakt of ondersteuning wordt gegeven. Als tip wil je het management de volgende suggesties voor het beleid meegeven:

  1. Preventief beleid: verminder de werkdruk en bied meer hulpbronnen aan, zodat de belastende factoren afnemen en de belastbaarheid toeneemt.
  2. Drempeloptimaliserend beleid: zorg voor een cultuur waarin je makkelijk ziekmelden niet meer als “normaal” wordt gezien en zorg voor meer arbeidstevredenheid.
  3. Curatief beleid: bied snel ondersteuning aan de zieke medewerker. Hierdoor wordt voorkomen dat de medewerker zich niet gehoord voelt en kan er adequaat de juiste ondersteuning worden geboden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

film op de ambulance

a) Van welke emoties is er sprake in de documentaire?
b) Welke hulpbronnen kunnen werknemers nu inzetten?
c) Wat zijn de gevolgen van extreme emoties?
d) Wat zou de werkgever nog meer kunnen doen om de werknemers te ondersteunen?

A

a) Angst (hartbonzen), boosheid en frustratie, in de steek gelaten (eenzaam).
b) Veiligheidsteam, pieper, sociale steun (samen brief geschreven), juridische procedure.
c) Ziekmelden, frustraties dat er niets wordt gedaan en lichamelijk letsel.
d) Veilige werkomgeving creëren (cliënt niet meer teruggeplaatst op de afdeling bij diegene die aangevallen is). In de praktijk heeft de werkgever te maken met een wachtlijst en kan de werkgever in die tijd niet veel doen. Inzet werkgever om cliënt ergens anders te plaatsen. Als dat niet lukt, dan kan ontslag van de cliënt volgen. Ondersteunen van aangiftes van geweld.

Naast de interventie van aangifte doen, zou ook individuele en groepscoaching kunnen worden ingezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

In hoeverre is er sprake van cognitieve ergonomie?

A

In de cognitieve ergonomie zoek je naar een optimale interactie tussen mens en techniek, waarbij de mens als informatieverwerkend systeem centraal staat. In een cockpit van een vliegtuig is bijvoorbeeld veel aandacht besteed aan cognitieve ergonomie.

De verschillende “knopjes en schakelaars” zijn zo gesitueerd dat het aansluit bij de manier waarop piloten de informatie verwerken om zo de mentale belasting te verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke antecedenten hangen samen met pesten op het werk?

A

Individuele antecedenten zoals persoonlijkheidskenmerken kunnen samenhangen met pesten. Met name neuroticisme en extraversie spelen een rol.

Daarnaast zijn ook inefficiënte copingmechanismen en een vermijdende conflicthanteringsstijl van belang.

Werkgerelateerde antecedenten hebben vooral te maken met stressvol, conflictueus en slecht georganiseerde werk.

De antecedenten vind je op 3 niveaus: functie, team en de organisatie

27
Q

Beschrijf kort de 3 processen in het Driewegsmodel.

A

Proces 1: antecedenten zorgen voor spanningen of strains en putten de werknemer uit. Hierdoor wordt de werknemer een makkelijk doelwit en kan zich moeilijk verdedigen.

Proces 2: antecedenten zorgen voor conflicten die kunnen escaleren.

Proces 3: dit proces is op het niveau van de organisatie. De antecedenten krijgen de ruimte omdat de organisatie dit aanmoedigt, toelaat of rechtstreeks uitlokt. Denk aan een cultuur waar roddelen normaal gevonden wordt.

28
Q

a. Wat is de voorspelbaarheid en de beheersbaarheid van de baanonzekerheid als gevolg van de Corona pandemie?
b. In hoeverre spelen machteloosheid en gebrek aan controle bij werknemers hierbij een rol?
c. Hoe kun je verklaren dat het welbevinden van werknemers stijgt als zij na langdurige onzekerheid te horen krijgen dat ze hun baan verliezen?
d. In hoeverre heeft baanonzekerheid invloed op de drie psychologische basisbehoeften volgens de Zelfdeterminatietheorie?

A

a. Er is sprake van onvoorspelbaarheid omdat het onduidelijk is wat er in de toekomst gaat gebeuren. Hierdoor weet je niet of je nu iets moet ondernemen of juist moet afwachten. Als je in loondienst bent, dan kun je nauwelijks de situatie beheersen.
b. Machteloosheid en gebrek aan controle zorgen ervoor dat mensen afwachten. Ze verliezen de motivatie iets te ondernemen, omdat de beslissingen en daarmee de controle over het al dan niet behouden van je baan niet door jou kan worden bepaald.
c. Op het moment dat je zekerheid hebt over het verlies van je baan krijg je ook weer de controle terug. Je weet waar je aan toe bent en je kunt weer nieuwe toekomstplannen maken.
d. Baanonzekerheid schaadt de 3 basisbehoeften. Baanonzekerheid houdt een onvrijwillige verandering in werkzekerheid in. Dit frustreert de autonomie. Het mogelijke verlies van collega’s frustreert de verbondenheid. De moeilijkheden die worden ervaren om in actie te komen om de baanonzekerheid te verminderen frustreert de competentie. Zie paragraaf 25.6

29
Q

Medewerkers met een …. schrijven hun prestaties toe aan hun eigen bekwaamheden, inspanning en risicobereidheid.

A

Medewerkers met een interne beheersingsoriëntatie schrijven hun prestaties toe aan hun eigen bekwaamheden, inspanning en risicobereidheid.

Intern betekent dat mensen kijken naar aspecten zoals het eigen gedrag en bekwaamheden in relatie tot prestatie. Ze schrijven prestatie toe aan hun eigen bekwaamheden en inzet. Dit komt uit de attributietheorie.

Deze oriëntatie hangt samen met probleemgerichte coping bij stress.

30
Q

Feeling of mastery uitleggen

A

Feeling of mastery

Het gevoel de situatie aan te kunnen, beheersing van de situatie. 2.5 Effort-Reward Imbalance Model. Bij onzekerheid over de baan, veeleisende baan, slechte kansen op promotie, geen goed salaris dat het gevoel van de beheersing van de situatie verzwakken.

31
Q

Longitudinaal, beschrijven

A

Meer dan 1 meting over dezelfde doelgroep in de tijd gevolgd. Enkele, weken of maanden of jaren.

  1. Het onderzoeksmodel
    • Compleet paneldesign
      • de onafhankelijke en afhankelijke variabelen op meerdere tijdstippen bij dezelfde mensen meten met dezelfde instrumenten
    • Synchrone relaties
      • verband tussen bv emotionele taakeisen (vervelende klant aan telefoon) en vermoeidheid. (vaak vervelende klanten dan vermoeider)
    • Autocorrelaties
      • de verbanden tussen bepaalde variabele op T1 en T2 gemeten, via test-hertestbetrouwbaarheid gemeten
    • Cross lagged relatie
      • hoe meer emotionele taakeisen hoe meer vermoeidheid
    • samenhang in compleet paneldesign in causale termen dan 3 eisen
      • statistisch verband tussen X (emotionele taakeisen) en Y (vermoeidheid)
      • oorzakelijke variabele X gaat altijd vooraf aan Y
      • invloed ‘derde variabele’ op relatie X en Y wordt uitgesloten
      • ook aannemelijke theoretische argumentatie voor de stelling dat X de oorspronkelijke variabele is die leidt tot Y
    • 3 soorten causale realaties:
      • gewone (X beïnvloedt Y)
      • omgekeerde (Y beïnvloedt Y)
      • reciproke (X en Y beïnvloeden elkaar wederzijds)
  2. Het tijdsinterval
    • Variabele X moet de tijd hebben om variabele Y te beïnvloeden
    • Rekening houden met storende factoren en tussentijdse veranderingen
      1. Tussentijds voorval
      2. Rijping of groei
      3. Testeffect
      4. Instrumentatie
      5. Selectie en statistische regressie
      6. Uitval
      7. Niet-representatieve steekproeven
      8. Tijdsinterval
  3. De steekproef
    • De steekproefomvang en homogeniteit moet goed beschreven worden.
    • Min aantal deelnemers een paar honderd
    • Rekening houden met non-response, healthy worker effect en restriction-of-range
32
Q

Welke soorten intervisie?

A

De Incidentmethode.

De Balintmethode.

De Socratische methode.

De Roddelmethode.

Methode 1: Incidentenmethode

Wanneer te gebruiken? Bij de incidentmethode wordt een gebeurtenis uit de werksituatie van een van de deelnemers op gestructureerde wijze besproken.

Werkwijze Stap 1 Introductie van het incident De inbrenger vertelt een incident. Dit incident zal vervolgens minimaal een uur centraal staan.

Stap 2 In kaart brengen van het incident De inbrenger vertelt over de gebeurtenis die hij heeft meegemaakt. Ook gevoelens met betrekking tot het incident worden verteld. Echter, ideeën, oplossingen en beschrijvingen van wat er na het incident gebeurde laat hij weg. De groepsleden stellen vragen aan de ‘inbrenger’ om het vraagstuk en de context duidelijk te krijgen.

Stap 3 Noteren van vragen om informatie Ieder groepslid noteert voor zichzelf vragen die men heeft om meer inzicht in het incident te krijgen. Mondelinge vragen zijn nog niet toegestaan.

Stap 4 Informatieronde De leden van de groep stellen informatieve, inhoudelijke vragen aan de inbrenger. Dit zijn vragen naar wie, wat, waar en hoe.

Stap 5 Percepties van het vraagstuk Ieder schrijft voor zichzelf zijn/haar beeld van het probleem op. Wanneer iedereen klaar is worden de verschillende percepties op een flap genoteerd.

Stap 6 Verschillen in percepties onderzoeken De ‘inbrenger’ geeft een reactie op de verschillende percepties die op de flap zijn genoteerd. De groep praat over de verschillende percepties en de ‘inbrenger’ kiest uit met welke wordt verder gegaan.

Stap 7 Delen van ervaringen en suggesties De groepsleden delen hun ervaringen met soortgelijke vraagstukken en situaties. De suggesties worden op flap genoteerd.

Stap 8 Wat neem je mee (inhoud)? De ‘inbrenger’ begint en geeft aan welke suggesties hij/zij gaat gebruiken. Daarna vertellen de andere groepsleden wat zij hebben opgepikt uit de inhoud van de sessie.

Stap 9 Wat neem je mee (proces)? Iedereen reflecteert op de sessie (manier van werken, eigen inbreng hierin.)

Methode 2: Roddelen

Wanneer te gebruiken? Roddelen –waar-je-bij-bent, is een relatief veilige manier van feedback geven. Het is belangrijk dat de groep elkaar kent en er een veilige sfeer is. Het roddelen schept een relativerende afstand tussen feedbackgever en feedbackontvanger.

Werkwijze

Verhaal doen (5 minuten) De inbrenger doet zijn verhaal en zwijgt dan. De groep kan enkele korte vragen stellen. Je kunt de inbrenger vragen zijn stoel naar achteren te zetten of om te draaien of bv naar buiten te kijken, zodat de groep zich vrijer voelt over hem/haar te praten (in derde persoon). Hij kan van de roddeldiscussie opschrijven wat hem het meest treft en verrast.

Roddelen (10 minuten) De gespreksdeelnemers “roddelen”, dat wil zeggen, spreken over de casusinbrenger en wisselen “gevoelige” informatie uit. Dus: alle oordelen mogen.

Oogsten (10 minuten) De casusinbrenger geeft aan wat hem het meest heeft getroffen, dat wil zeggen wat hem de meeste nieuwe inzichten gaf. Hij geeft aan waar hij iets mee kan doen. Sluit af met vragen als: ”Vond je het spannend”, “ Wat heb je gehoord dat je anders niet hoort”, “Wat raakt je?” etc.

Balint-methode

De Balint-methode is bedoeld om individuele werkproblemen die plaatsvinden buiten de intervisiegroep, in de groep te bespreken. Het gaat om werkproblemen die nog niet zijn opgelost. Bespreek hoe de groepsleden de bijeenkomst hebben ervaren.

De Balint-methode is een methode waarin je één casus behandelt, waarvan de meeste mensen denken iets te kunnen leren. De Balint-methode is geschikt voor (ervaren) intervisiegroepen met minimaal 5 deelnemers. Een belangrijke voorwaarde is dat de deelnemers elkaar goed kennen en vertrouwd zijn met elkaar

33
Q

Juf die voor de klas staat en last heeft van hoge werkdruk en geen sociale ondersteuning, ze kan de klas niet meer aan. Voor haar 5 interventiemodellen zoeken

A
  • mindfulness
  • aanleren van sociale vaardigheden
  • time-management
  • conflicthantering
  • leren flexibel omgaan met nieuwe populatie kinderen, die stellen andere eisen
34
Q

Onderzoeksmethodes: ontwerp maken onderzoeksontwerp en onderzoeksvraag maken en dat beargumenteren

A
35
Q

Als alle taakeisen en regelmogelijkheden optimaal zijn, in welke fase zit iemand dan, uitschrijven

A

Demand-Control(-Support) Model ?

In 2, actief op de B as naar werkmotivatie en leergedrag

Het werk stelt hoge eisen, maar de werknemer heeft veel zeggenschap in en over het werk waardoor de eigen kwaliteiten volledig benut en daardoor ook ontwikkeld kunnen worden.

36
Q

Bij welke theorieën wordt er gekeken naar spanning?

Meerdere antwoorden zijn mogelijk:

A

demand-contol-support model

person-environment fit

37
Q

Door … kan een bedrijf de belastbaarheid van een werknemer vergroten in het kader van Veiligheid en Gezondheid.

A

Specifieke trainingen of effectiever met spanningen of werkeisen omgaan

blz 114

38
Q

Vrouwen komen over het algemeen minder in hogere posities terecht dan mannen. Dit komt door:

Meerdere antwoorden zijn mogelijk:

A

Door veel deeltijdwerk, glazen plafond, minder opwaartse mobiliteit, meerdere rollen vervullen komen vrouwen in minder hoge posities terecht dan mannen.

Zie blz. 370-371

39
Q

Medewerkers die hun werkomgeving voorspelbaar en verklaarbaar of begrijpelijk vinden en die zelf de hulpbronnen hebben om problemen in de werkomgeving te hanteren krijgen minder snel werkgerelateerde gezondheidsproblemen. Dit is een voorbeeld van:

A

Bij coherentie heeft met het gevoel dat de omgeving voorspelbaar, verklaarbaar en hanteerbaar is.

Zie blz. 315-316 v

40
Q

Iemand die zit tegen zijn zin op een feestje omdat hij nog iets voor het werk moet doen en daar liever mee bezig is. Dit is een voorbeeld van:

A

a) thuis-werk interferentie
b) werk-thuisinterferentie
c) rolconflict

Antwoord: A en C

Het was B geweest als de persoon op het werk had gezeten en aan taken thuis had gedacht.

Zie blz. 292-292 ?? raar ik had B verwacht

41
Q

Wat zou jij adviseren aan deze werknemer om te zorgen dat hij langer aan het werk kan blijven?

A

Antwoord: A, B, D

Toename regelmogelijkheden en afwisseling in werk is positief. C is niet goed omdat het roteren van werk geen regelmogelijkheden op de dag zelf geeft (tijdsbestek is te lang).

42
Q

Op een call center zijn er veel klachten van werknemers dat de werkdruk te hoog is. Hoe kan het bestuur de werkdruk van de werknemers via een objectieve meting onderzoeken?

Meerdere antwoorden zijn mogelijk:

a) Het meten van de hoeveelheid telefoontjes die per dag binnenkomen.
b) De duur van de pauzes bijhouden van de werknemers.
c) Bijhouden op welk moment de werknemers inklokken en uitklokken.
d) De gemiddelde gespreksduur van de telefoontjes bijhouden.

A

A en D zijn een objectieve meting.

B: pauzes bijhouden is vaak controle, dat pauzes niet langer duren dan hoort. Het meet ook niet werkdruk.

C: inklokken meet aanwezigheid op het werk, net als B en niet werkdruk of hoeveelheid werk.

Zie blz. 225

43
Q

Het effect van langere tijd thuis zitten op (allochtone) jongeren is en ?

A

Psychische stressreacties

en

minder goede lichamelijke gezondheid

44
Q

Wat werkt bij workaholism?

Meerdere antwoorden zijn mogelijk:

a) systeemtherapie
b) bestrijden van de gevolgen van het workaholism
c) gedragstherapie
d) zelfhulpgroepen

A

C is niet goed omdat de component cognitief ontbreekt.

45
Q

Welke onderwerpen zijn van belang in het intakegesprek om meer zicht te krijgen op de mentale gesteldheid van Denise?

CASE:

Denise (44 jaar) komt bij u als loopbaancoach. Ze is aangemeld door haar werkgever, een middelgroot bouwbedrijf, naar aanleiding van een reorganisatie. Haar functie is komen te vervallen, er is geen andere functie beschikbaar voor haar in het bedrijf. Kortom: ze wordt ontslagen. Zij krijgt een loopbaantraject aangeboden om zich te bezinnen op de toekomst en om buiten de organisatie een andere baan te vinden. Haar huidige functie is die van assistent project manager. Zij verzorgde de projectadministratie, maakte notulen van vergaderingen, bewaakte planningen en was een vraagbaak voor alle betrokkenen in een project. Een aantal taken delegeerde de projectmanager en mocht zij uitvoeren. Dat deed ze naar tevredenheid. Denise werkt al meer dan 20 jaar voor het bedrijf. Ze is opgeklommen van administratief medewerker bij de loonadministratie naar deze functie. Een paar jaar geleden heeft ze een cursus projectmanagement gevolgd. Verder heeft ze alles geleerd in de praktijk.

Bij het intakegesprek maakt ze een verlegen indruk. Ze kijkt vaak naar de grond en heeft moeite met over zichzelf praten. Ze weet niet zo goed wat ze wil, zegt ze. Ze is erg overvallen door het besluit dat haar functie vervalt. Sinds ze het bericht heeft ontvangen van haar ontslag, een maand geleden nu, voelt ze zich niet goed. Ze slaapt slecht, piekert veel en maakt zich erg zorgen. Wat moet ze nou? heeft geen opleiding, wie neemt haar nou aan, iemand van haar leeftijd?

A

Onderwerpen in het intakegesprek zijn in ieder geval (zie ook paragraaf 4.3):

  • Hoe gaat Denise om met nare gebeurtenissen zoals het verdwijnen van haar functie?
  • In hoeverre ziet Denise haar eigen aandeel in het geheel? Denk hierbij aan wie het ligt dat ze geen opleiding heeft (de reorganisatie is buiten haar invloed). Kan ze afstand nemen van zaken of is ze nog de gebeurtenis aan het verwerken of bezig met een rouwproces? De vraag stellen op deze manier kan verkeerd overkomen, want het overvalt haar. Een formulering als: wat heb je allemaal gedaan op het gebied van jezelf ontwikkelen? En: wat zou je nog kunnen doen zou meer passen.
    3. Zijn er lichamelijke aandoeningen die kunnen leiden tot de klachten? Gebruikt Denise medicijnen? Is ze onder behandeling van een arts? Misschien gebruikt ze medicijnen om te slapen?
    4. Zijn er psychosociale factoren en/of omgevingsfactoren die tot psychische klachten kunnen leiden? Denk hier aan: Denise denkt niet meer aan het werk te komen en daardoor maakt ze zich zorgen te kunnen blijven rondkomen. Haar kinderen gaan bijna studeren, ze kan ze nu minder steunen. Ze is bang dat mensen denken dat het haar schuld is dat ze zonder werk zit en voor ‘uitkeringstrekker’ te worden uitgemaakt. Ze is mantelzorger en heeft het al zwaar, dit kan ze er niet nog bij hebben.
46
Q

Welke vragen kunt u als LC stellen om meer te weten te komen over mogelijk psychische klachten? Noem drie vragen.

CASE:

Denise (44 jaar) komt bij u als loopbaancoach. Ze is aangemeld door haar werkgever, een middelgroot bouwbedrijf, naar aanleiding van een reorganisatie. Haar functie is komen te vervallen, er is geen andere functie beschikbaar voor haar in het bedrijf. Kortom: ze wordt ontslagen. Zij krijgt een loopbaantraject aangeboden om zich te bezinnen op de toekomst en om buiten de organisatie een andere baan te vinden. Haar huidige functie is die van assistent project manager. Zij verzorgde de projectadministratie, maakte notulen van vergaderingen, bewaakte planningen en was een vraagbaak voor alle betrokkenen in een project. Een aantal taken delegeerde de projectmanager en mocht zij uitvoeren. Dat deed ze naar tevredenheid. Denise werkt al meer dan 20 jaar voor het bedrijf. Ze is opgeklommen van administratief medewerker bij de loonadministratie naar deze functie. Een paar jaar geleden heeft ze een cursus projectmanagement gevolgd. Verder heeft ze alles geleerd in de praktijk.

Bij het intakegesprek maakt ze een verlegen indruk. Ze kijkt vaak naar de grond en heeft moeite met over zichzelf praten. Ze weet niet zo goed wat ze wil, zegt ze. Ze is erg overvallen door het besluit dat haar functie vervalt. Sinds ze het bericht heeft ontvangen van haar ontslag, een maand geleden nu, voelt ze zich niet goed. Ze slaapt slecht, piekert veel en maakt zich erg zorgen. Wat moet ze nou? heeft geen opleiding, wie neemt haar nou aan, iemand van haar leeftijd?

A

Denise geeft aan sinds haar ontslag klachten te hebben.

Vragen naar duur van de klachten, wat de klachten in stand huis en waar eventuele oplossingen liggen kan bijdragen aan een oplossingsrichting. Mogelijk werken de klachten ook remmend richting een nieuwe toekomst.

Voorbeelden van vragen:

  • U vertelt dat u slecht slaapt: Wat kunt u daar meer over vertellen?
  • Hoe lang heeft u al last van deze klachten?

Hiermee krijgt u informatie over de klachten en over het langdurig karakter van de klachten. Mogelijk zijn er al klachten geweest voor het ontslagnieuws.

  • Wat zou u helpen om beter te slapen?
  • U vertelt dat u veel piekert. Heeft u hier vaker last van? Wat denkt u dat helpt om minder te piekeren?

Meer algemeen:

  • Wat zou u willen doen voor werk als tijd en geld geen rol zouden spelen? Wat is voor u van belang om goed te kunnen functioneren? Waar voelt u zich het beste?
47
Q

Welke vorm van loopbaancoaching is het meest geschikt voor Denise?

CASE

Denise (44 jaar) komt bij u als loopbaancoach. Ze is aangemeld door haar werkgever, een middelgroot bouwbedrijf, naar aanleiding van een reorganisatie. Haar functie is komen te vervallen, er is geen andere functie beschikbaar voor haar in het bedrijf. Kortom: ze wordt ontslagen. Zij krijgt een loopbaantraject aangeboden om zich te bezinnen op de toekomst en om buiten de organisatie een andere baan te vinden. Haar huidige functie is die van assistent project manager. Zij verzorgde de projectadministratie, maakte notulen van vergaderingen, bewaakte planningen en was een vraagbaak voor alle betrokkenen in een project. Een aantal taken delegeerde de projectmanager en mocht zij uitvoeren. Dat deed ze naar tevredenheid. Denise werkt al meer dan 20 jaar voor het bedrijf. Ze is opgeklommen van administratief medewerker bij de loonadministratie naar deze functie. Een paar jaar geleden heeft ze een cursus projectmanagement gevolgd. Verder heeft ze alles geleerd in de praktijk.

Bij het intakegesprek maakt ze een verlegen indruk. Ze kijkt vaak naar de grond en heeft moeite met over zichzelf praten. Ze weet niet zo goed wat ze wil, zegt ze. Ze is erg overvallen door het besluit dat haar functie vervalt. Sinds ze het bericht heeft ontvangen van haar ontslag, een maand geleden nu, voelt ze zich niet goed. Ze slaapt slecht, piekert veel en maakt zich erg zorgen. Wat moet ze nou? heeft geen opleiding, wie neemt haar nou aan, iemand van haar leeftijd?

A

In eerste instantie lijkt rouwverwerking op zijn plek. Denise voelt zich overvallen door het nieuws dat ze is ontslagen.

Daarna kan keuzebegeleiding een optie zijn. Denise heeft geen idee wat ze nou verder moet.

Mogelijk kan in een later stadium competentiecoaching van belang zijn, om te bekijken waar Denise goed in is en wat ze nog verder kan ontwikkelen.

48
Q

Individueel assessment

A

RIE= risico- inventarisatie en evaluatie.

PMO= periodiek medisch onderzoek.

Met individueel assessment wordt hier bedoeld: het meten van arbeid en gezondheid op individueel niveau.

Zelfrapportagemethoden: vragenlijsten die door betrokkenen zelf worden ingevuld. De rapportages verschillen niet wezenlijk van externe rapporteurs daar waar het gaat om stresserende factoren in het werk.

Kwaliteit van vragenlijsten. De COTAN heeft een systeem ontwikkeld om de kwaliteit van tests te beoordelen. Binnen A&G zijn de meeste vragenlijsten gebaseerd op een theorie of een model. Zie voor stressmodellen figuur 5.1 blz. 103. Het merendeel van de tijd worden vragenlijsten online afgenomen.

49
Q

Organisatie assessment

A

Bij organisatieassessment gaat het veelal over Veiligheid en gezondheid (V&G). De inzichten hieromtrent zijn ontleed aan concrete ervaringen en jarenlang onderzoek en theorievorming.

In box 6.1 blz. 115 worden de belangrijke onderwerpen genoemd voor de inventarisatie van risico’s :

  • organisatiekenmerken
  • arbeidsgebonden oorzaken
    • arbeidsinhoud en -organisatie
    • arbeidsomstandigheden
    • arbeidsverhoudigen
    • arbeidsvoorwaarden / HR praktijken
  • indicatoren van gevolgen van risico’s
    • afnemende arbeidsmotivatie en arbeidstevredenheid
    • ziekten, gezonheidsklachten, (beroepsgebonden) aandoeningen
    • verminderde organisatiepresaties
    • ziekteverzuim
    • WIA toetreding
    • personeelsverloop
  • relatie tussen kenmerken van personeel en risico’s
    • demografische kenmerken (leeftijd, geslacht, opleiding, sociaaleconomische status)
    • persoonskenmerken (hanteergedrag, risicogedrag, persoonlijkheidstype)
    • adequate bezetting (kwantitatief en kwalitatief)

De resultaten worden vergeleken met de normscores binnen de sector. Er komt verslaglegging een terugkoppeling en worden interventies aanbevolen als noodzakelijke stap in een voortdurend proces tot optimalisatie van de arbeidsomstandigheden.

en in box 6.2 staan de meest gebruikte methodieken voor informatieverzameling

  • documentenonderzoek
  • checklists en observaties
  • technische metingen
  • interviews
  • vragenlijsten
50
Q

Coaching en counseling

A

Bij werkgerelateerde problemen moet onderscheid gemaakt worden tussen ernstige en minder ernstige problematiek. Daarnaast zijn er ook activiteiten gericht op het effectief en bevredigend functioneren van mensen (denk hierbij aan positieve psychologie en oplossingsgericht werken) en op het voorkomen van problemen.

Een van de grondleggers van de positieve psychologie is de psycholoog Martin Seligman.

http://www.ted.com/talks/martin_seligman_on_the_state_of_psychology . In dit filmpje legt Seligman uit wat de toegevoegde waarde is van positieve psychologie. Het is meer dan ‘positive thinking’.

  • Counseling:
    • Clientgerichte interventies
    • Relaxatietraining
    • Cognitief-gedragsmatige methoden
  • Coaching:
    • Vergroten van werkgerelateerde kennis en vaardigheden
    • Oriëntatie op levensvragen en existentiële keuzen

Mediatie heeft betrekking op problemen die meerdere partijen met elkaar hebben. Dit kunnen partijen en grotere gehelen zijn. Belangrijk hierbij is dat partijen elkaars belangen kennen en serieus nemen. Bevredigende oplossingen zijn vaak ‘win-win-situaties’.

51
Q

Baanonzekerheid

A

Baanonzekerheid gaat over ‘zich met werkeloosheid bedreigd voelen’. Het gaat om een subjectieve perceptie. Dezelfde situatie kan door verschillende mensen anders worden geïnterpreteerd. In Nederland gaat het gemiddeld om 12-13% van de beroepsbevolking en wordt als een belangrijke stressor gezien die zowel op korte als lange termijn effecten heeft. Er zijn directe negatieve correlaties gevonden met arbeidstevredenheid, psychisch welbevinden en lichamelijke gezondheid.

Baanonzekerheid heeft ook consequenties voor de organisatie wegens negatieve correlaties met gering vertrouwen in de bedrijfsleiding, lagere bedrijfsbinding, lagere organisatiebetrokkenheid, wens de organisatie te verlaten en een lagere prestatie op het werk. Uiteraard heeft baanonzekerheid ook invloed op het gezinsleven en de werk-thuisbalans. Het kan zelfs tot huwelijksproblemen leiden (cross-over).

Moderatoren zijn:

  • Opleiding (laaggeschoolden hebben een hogere stressreactie dan hooggeschoolden)
  • Demografische variabelen zoals leeftijd (hogere verloopintentie bij jongeren) en geslacht
  • Persoonlijke hulpbronnen (persoonlijkheid, attitude, coping).
52
Q

Burn-out en bevlogenheid

A

Een bevlogen medewerker gaat op in het werk. Dat geldt ook voor een workaholic. Beiden hebben een hoog energieniveau (i.t.t. Iemand met burn-out). Een belangrijk verschil heeft te maken met moeten (dwangmatigheid) en kunnen. Een workaholic moet werken en wil controle houden, hij kan niet anders, anders voelt hij zich schuldig dat het werk niet af is. Een bevlogen iemand heeft plezier aan het werk en heeft ook plezier na het werk, ook als het niet af is.

Een workaholic is iemand die veel tijd aan het werk besteed, zodra hij de kans krijgt, denkt voortdurend aan het werk en werkt meer dan redelijkerwijs verwacht mag worden.

Interventies voor workaholics kunnen zijn: gevolgen bestrijden (zoals huwelijksproblemen en burn-out), disfunctionele gedragingen/cognities aanpakken, timemanagement of ‘voldoende is goed genoeg’, assertiviteitstraining, systeembenadering in gezin en zelfhulpgroepen. Effectiviteit is nog onduidelijk, evidence-based praktijk ontbreekt nog.

53
Q

Vrouwen, ouderen en allochtonen

A

Vrouwen: het aantal werkende vrouwen is t.o.v. andere westerse landen laag. Deeltijdwerk is uniek in Nederland.

Er is horizontale seksesegregatie: sommige beroepen worden meer door vrouwen dan mannen uitgevoerd. Mannen hebben meer mogelijkheden tot opwaartse mobiliteit. Risico op gezondheidsproblemen komt o.a. door geringe carrièremogelijkheden, weinig regelmogelijkheden, werkomstandigheden, seksediscriminatie, dubbele belasting met thuis (dit kan ook een positief effect hebben), zorgtaken, mantelzorg.

Ouderen: het overgrote deel van de werknemers stopt met werken voor de pensioengerechtigde leeftijd, veel ouderen willen niet tot hun 65ste of later doorwerken, verzuimen relatief langer en hebben meer psychische klachten in vergelijking met jongere collega’s. Door de lagere instroom van jongeren is de duurzame inzetbaarheid van ouderen een belangrijk maatschappelijk vraagstuk geworden.

Allochtonen werken vaker in arbeidssituaties met een lage kwaliteit van de arbeid en werken bovengemiddeld vaak als schoonmaker, hebben 2x zo vaak een flexibel arbeidscontract en worden oververtegenwoordigd in lagere/zwaardere en minder zekere banen

54
Q

Balans werk- privé

A

Om negatieve werk-thuisinterferentie in kaart te brengen wordt vaak de mate van rolconflict gemeten.

Verschillende theorieën:

Rolschaarstetheorie (Sieber):mensen beschikken over een beperkte hoeveelheid tijd, energie en aandacht. Als er meer tijd, energie en aandacht aan de ene rol besteed moet worden, dan blijft er minder over om aan de andere rollen te besteden. Rolconflict treedt dus sneller op bij het combineren van rollen.

Positieve werk-thuisinterferentie: niet iedereen ervaart rolconflict bij het combineren van meerdere rollen.

Rolexpansietheorie (Marks): als een rol voldoening en bevestiging geeft dan kan dat energie geven en dat komt de andere rollen dan weer ten goede.

Als tegenhanger van rolconflict wordt ook vaak rolverrijking genoemd: de mate waarin ervaringen in de ene rol de kwaliteit van leven in de andere rol verbeteren. Rolverrijking wordt gemeten als men positieve werk-thuisinterferentie in kaart wil brengen.

Spill-over: intrapersoonlijke proces waarbij aspecten van werk naar privé overlopen en omgekeerd.

Cross-over: interpersoonlijk proces waarbij de ervaringen en emoties die een persoon ervaart reacties oproepen bij een ander in het andere dan wel hetzelfde domein.

55
Q

Kies een proefpersoon. Interview de persoon over stress op het werk. Gebruik hierbij de onderdelen uit het JD-R model. Neem ook de UBES af bij deze proefpersoon.

Geef de proefpersoon een advies over omgaan met mentale belasting op het werk aan de hand van het JD-R model en op basis van de resultaten van de UBES. Vraag feedback over uw advies aan de proefpersoon. Reflecteer op onderzoek en advies.

A

Bekijk of u alle onderdelen van het model hebt betrokken in uw interview.

Denk bijvoorbeeld aan:

  • Verhouding vragen rode en groene deel van het model, aandacht voor kenmerken stressoren/energiebronnen of gevolgen, aandacht voor individu/organisatie-uitkomst.
  • Welke vragen (en antwoorden) vond u het meest bruikbaar om tot uw advies te komen? Aan welke onderwerpen kunt u als u tot een advies moet komen, een volgende keer meer aandacht besteden?
  • In hoeverre heeft u de UBES kunnen gebruiken ter onderbouwing van uw advies?
  • In hoeverre heeft u aandacht gegeven aan het advies: houden wat goed gaat?

Ben je zelf benieuwd naar hoe jij scoort op werkdruk? Zie https://sneltestwerkdruk.nl/ned/index.php en http://www.arbobondgenoten.nl/arbothem/werkdruk/wkdotesten/wkdotest-t1c.htm

56
Q

In een ideale evaluatieopzet worden er twee verschillende vergelijkingen gemaakt. Welke twee zijn dit? Geef van elke vorm vergelijking een voorbeeld.

A

Ideaal voor evaluatieopzet is vergelijkingen ‘in de tijd’ en ‘tussen verschillende objecten’.

In het voorbeeld moet het volgende zitten:

  • er wordt een voor- en nameting verricht en tussentijdse activiteiten en processen worden goed beschreven en
  • er wordt in een vergelijkbare organisatie, waar de interventie niet plaatsvindt, op dezelfde tijdstippen eveneens over dezelfde variabelen informatie verzameld.
57
Q

Emotionele arbeid

A

De kern van emotionele arbeid is de interactie (telefonisch of live) met klanten, waarbij de uiting van emoties bepaalde regels volgt.

Welke factoren zijn hierbij van belang?

  • Het type emotie waaraan de medewerker wordt blootgesteld
  • Het type emotie dat van de medewerker zelf wordt verlangd (neutraal, negatief, positief)
  • De frequentie, directheid en duur van het contact met klanten
  • De variëteit van emoties die kan of dient te worden geuit
  • De mate van controle die kan en mag worden uitgeoefend over de emoties door de werknemer verschilt sterk per beroep en bedrijf
  • De mate waarin emotionele taakeisen een centraal onderdeel van het werk vormen

Emotionele dissonantie: in hoeverre is er overeenstemming tussen de geuite en authentieke emoties. Daar waar deze niet overeen komen leidt dit tot gevoelens van vervreemding en burn-out. Bekijk dit filmpje over burn out: https://www.youtube.com/watch?v=bilhPjdIc5Y

Emotieregulatie: individuen proberen te beïnvloeden welke emoties ze hebben, wanneer en hoe ze deze ervaren en uiten.

58
Q

Persoonlijkheid

A

Eigenschappen die gelukkig maken zijn te verdelen in:

  • Levenshouding (hoe staat iemand in het leven, bv. optimistische of pessimistische kijk)
  • Persoonlijkheidskenmerken (genetisch en vaak bepaald door (jeugd) ervaring)

Relevante persoonlijkheidseigenschappen:

  • zelfwaardering
  • beheersingsoriëntatie
  • gehardheid (rijpe, groeigerichte benadering van het leven vanuit 3 componenten: betrokkenheid, controle en uitdaging)
  • gevoel van coherentie (voorspelbaarheid, begrijpelijkheid en hanteerbaarheid van de omgeving)
  • eigen-effectiviteit
  • dispositioneel optimisme
  • emotionele intelligentie.

Universeel model persoonlijkheid in 5 dimensies de big five: extraversie, vriendelijkheid, consciëntieusheid, emotionele stabiliteit, autonomie

59
Q

Pesten op het werk

A

Pesten wordt een probleem als het de agressieve gedragingen zoals roddels, vernederingen, uitsluiting e.d. vaak en consistent worden herhaald. Pesten heeft een negatieve invloed op welzijn en gezondheid. De pesterijen hebben effect op zowel de gepeste, op de getuige en op de organisatie.

Met primaire preventie probeert men pesten te voorkomen. Denk hierbij aan wetgeving (samenlevingsniveau), anti-pestbeleid (organisatieniveau), groepsanalyse (groepsniveau), taakontwerp (functieniveau, gebaseerd op Karaseks JD-C-model), klachtenbehandeling (medewerkersniveau).

Secundaire preventie: zo snel mogelijk oplossen en verdere escalatie vermijden.

Tertiaire preventie: de negatieve gevolgen van het incident reducere

60
Q

De samenstelling van een projectgroep wordt veranderd op een dusdanige manier dat de projectleden afhankelijk van elkaar worden voor een goed resultaat. Welke vorm van preventie is dit?

A

Het gaat hier om primaire preventie: men probeert pestgedrag te voorkomen.

61
Q

Wet verbetering Poortwachter

A

De werkgever heeft verplichtingen om de werknemer terug te begeleiden naar werk. De werknemer heeft ook verplichtingen. Er zijn een aantal termijnen van belang, die zijn vastgelegd in de wet.

Tijdens de eerste 2 ziektejaren staat terugkeer naar werk voorop. Dit kan door: tijdelijk minder uren werken, aanpassing in werkplek of werk, eventueel bij andere werkgever.

Het beleid is gericht op het voorkomen van uitval en instroom in de WIA. Zie ook https://www.arboportaal.nl/onderwerpen/wet-verbetering-poortwachter

62
Q

WIA

A

De weg naar de WIA, ook al wordt deze niet volledig afgelegd tot de WIA aanvraag, begint al na een paar weken ziekmelding! Zie Wet Poortwachter op de vorige sheet.

Als de arbodienst, bedrijfsarts of werkgever verwacht dat een werknemer niet snel beter wordt dan moet er een probleemanalyse WIA gemaakt worden. Dat is de basis voor de re-integratie van de werknemer. Dit gebeurt uiterlijk in de 6e week van ziekmelding.

Onderdelen van de probleemanalyse zijn:

  • Analyse waarom werknemer niet/minder kan werken (beperkingen, geen medische gegevens)
  • Verwachting werkhervatting (hoe en wanneer, eigen werk of ander werk)
  • Adviezen die re-integratie bevorderen (werk/urenopbouw, opbouw belasting, aanpassing taken, werkplek, werktijden)

De werkgever is verplicht om samen met de werknemer te zorgen dat hij/zij zo snel mogelijk weer aan het werk kan. Dit heet disability management.

Als iemand in dienst is, ziek wordt en na 2 jaar ziekte minimaal 35% arbeidsongeschikt is, heeft recht op WIA. Zie ook https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wia

Top 3 uitval wegens arbeidsongeschiktheid:

  1. Psychische aandoeningen
  2. Aandoeningen aan het bewegingsapparaat
  3. Hart- en vaatziekten

Re-integratie voor mensen die geen werkgever (meer) hebben heet vocational rehabilitation. Vaak hebben deze mensen een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

De factoren die verder van invloed zijn:

  • Mogelijkheden van de persoon
  • De organisatie waar hij of zij voor wil werken
  • De maatschappelijke omgeving (denk bv. aan stigma)
  • Kwaliteit van het re-integratie instrumentarium
63
Q

Wat zijn de aandachtspunten bij het invullen van plan van aanpak WIA?

A

Aandachtspunten bij het invullen van het plan:

  • Beschrijf goed de beperkingen.
    • Een gebroken been is: beperking in mobiliteit
    • Burnoutverschijnselen: beperking in concentratie bijvoorbeeld.
  • Het gaat om functionele mogelijkheden.
    • Alleen een arts mag medische termen gebruiken die ook alleen met toestemming van de medewerker gedeeld mogen worden.