IC-W14 Flashcards

1
Q

hoe wordt sympathische activiteit gestuurd?

A

vnml baroreceptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe heeft renine invloed op de perifere weerstand?

A

via angiotensine II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat heeft effect op natrium reabsorptie?

A

aldosteron (en at2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe hoger de druk, hoe … de nier natrium wil uitscheiden

A

meer; nog sterker in vivo dan geisoleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe werkt hypertensie bij nierinsufficiëntie?

A

die hebben natrium retentie doordat er minder nefronen zijn, het RAAS niet goed functioneert waardoor toegenomen druk tot een MINDER SNELLE stijging van je natriurese leidt. dus;

om dezelfde hoeveelheid zout te eten heeft iemand met nierinsufficiëntie een hogere BD nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de aldosteron receptor in nier reageert op…

A

aldosteron en cortisol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe werkt drophypertensie?

A

cortisol is in hoge [] aanwezig in het bloed maar je wil niet dat deze ook kan binden aan de aldosteronreceptor dus dit wordt door enzym omgezet in cortison. drop remt dit enzym => enac activatie dus natrium retentie dus hogere BD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

klinische presentaties van glomerulonefritis

A
  • microscopische hematurie
  • macroscopische hematurie
  • nefrotisch syndroom
  • nefritisch syndroom
  • chronische glomerulonefritis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hematurie oorzaken

A
  1. IgA nefropathie
  2. Alport’s syndrome
  3. thin membrane disease
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

nefrotisch syndromen

A
  1. minimal change disease
  2. focal segmental glomerulosclerosis
  3. membraneuze glomerulopathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat heb je bij minimal change nefropathie in je urine?

A

albumine; ladingsselectiviteit niet meer werkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

syndroom van alport symptomen-erving link

A

geslachtsgebonden dominant of recessief; jongetjes aan de dialyse
bij hun moeders; dialyse op latere leeftijd

COL4A5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke col is het belangrijkst in het gbm?

A

col4a5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

heterozygote col4a3 en col4a4

A

dunner gbm: thin membrane disease; in principe niet zo’n groot probleem maar als daar nog iets met je bd bovenop komt kan je er nefrotisch van worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waarover gaat de subepi-of subendotheliale neerslag over?

A

immuuncomplexen neerslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ANCA nefritis

A

antistoffen binden aan witte bloedcellen en deze migreren door het gbm heen dus geen sprake van subepi-of subendotheliale

17
Q

plasmaferese

A

als je antistoffen hebt waar je snel vanaf moet; haalt bloedplasma uit je bloed en schoon plasma wordt teruggegeven; plasma-exchange

18
Q

hoe worden ace-remmers en nsaid’s gebruikt om proteïnurie te verlagen?

A

ACE-remmers verlagen AT2; constrictie efferente arteriole neemt af
NSAID’s remmen prostaglandine synthese waardoor minder afferente vasodilatatie optreedt en de druk afneemt

19
Q

membraneuze glomerulopathie

A

nefrotisch syndroom:
- neerslag van antistoffen (IgG) tegen PL2A receptor
- vlak onder de epitheelcel
- relatief ver van de circulatie vandaan

20
Q

neerslag anti GBM nefritis

A

neerslag is heel glad over het hele gbm

21
Q

IgA nefropathie

A

IgA werkt bv in je keel en wordt daarna in je lever verwerkt omdat het een labeltje ‘deze is defect’. maar bij IgA nefropathie heeft het dit labeltje niet. het wordt ip daarvan immunogeen en er worden antistoffen tegen gemaakt => vormt samen immuuncomplex . deze slaan neer in het mesangium in nier

22
Q

pre-renaal is

A

omkeerbaar

maar het kan wel tot renale nierinsufficiëntie LEIDEN

23
Q

renaal is

A

onomkeerbaar door verlies nefronen.

24
Q
A