H14.8: Farmacotherapie van hypertensie Flashcards
1
Q
doel van behandeling hypertensie
A
- maximale reductie van complicaties
- streefwaarde < 140/90
2
Q
leefstijlmaatregelen tegen hypertensie
A
- gezond eten met weinig zout
- stop roken
- stressreductie
- overgewicht en alcohol beperken
- meer bewegen
3
Q
welke klassen anti hypertensiva?
A
- calciumantagonisten
- ACE-remmers
- AT1 blokkers (ARBS)
- directe renine-remmers
- diuretica
- beta blokkers
- alfa blokkers
- directe vaatverwijders
- centraal-aangrijpende middelen
4
Q
calciumantagonisten
A
- verapamil
- diltiazem
- nifedipine
- amlodipine
5
Q
directe renineremmer
A
aliskiren
6
Q
ACE-remmers
A
perindopril
7
Q
AT2-receptor blokker
A
- losartan
- valsartan
- ibersartan
- candesartan;
sartan
8
Q
direct neveneffect betablokker
A
renine remmen
9
Q
belangrijkste bijwerking ACE-remmers?
A
hoesten (stijgt bradykinine)
10
Q
bijwerkingen calciumantagonisten?
A
enkeloedeem
11
Q
bijwerkingen diuretica?
A
- jicht
- hyponatriëmie/-kaliëmie
- diabetes mellitus
12
Q
directe vaatverwijders
A
nitraten
13
Q
wat geef je niet bij zwangerschap?
A
ACE-remmers en ARBS
14
Q
zijn betablokkers eerste keus?
A
nee
15
Q
A