IC-W11 Flashcards

1
Q

oorzaken restrictieve longziekten

A
  • longfibrose
  • afwijkende thoraxvorm
  • interstitiële longziekten
  • EAA
  • asbest
  • neuromusculair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe meet je restrictie adhv welke waarden?

A

in kliniek meestal FVC, maar officieel qua definitie TLC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zie je nog meer bij interstitiële longziekten aan longfunctieafwijkingen?

A

verlaagde diffusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verschil KCO en TLCO

A

KCO is gecorrigeerd voor alveolair volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat gebeurt er met de TLCO en KCO bij:
- normaal alveo volume, normale dikte
- lager alveo volume, normale dikte
- lager alveo volume, hogere dikte

A
  • TLCO = N, KCO = N
  • TLCO = verlaagd, KCO = N
  • TLCO = verlaagd, KCO = verlaagd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe zit het qua verhouding mbt diffusiecapaciteit van CO2 en O2?

A

diffusiecapaciteit van CO2 is 20x zo groot als die van O2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zie je bij interstitiële longziekten hypercapnie?

A

nee bijna nooit. CO2 diffusie is normaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat hoor je bij longfibrose?

A

crepitaties (klittenband)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zie je bij longfibrose?

A

clubbing/horlogeglasnagels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarbij zie je reticulaire honingraad patroon op CT longen?

A
  • longfibrose (idiopathisch)
  • reuma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarbij zie je bv matglas?

A

EAA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe werkt EAA

A

immuun remedieerd met granulomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verschil sarcoïdose en EAA

A

sarcoïdose is granuloomvorming tegen onvindbaar klein antigen en dan perilymfatisch

EAA is bekende antigenen granuloomvorming centrilobulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

medicatie ILD

A
  • fase 1: immuunsupressie
  • fase 2: anti fibrotsich (pirfenidon nintedanib)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly