Hoofdstuk 7 Flashcards
chipolata sausage
dun worstje om te bakken
mince
gehakt
stewing steak
stooflappen
lean
mager (van vlees)
to slim
afslanken
to disagree
oneens zijn met
to run in the family
in de familie voorkomen
it’s no joke
het is geen grap
mincemeat
zoete vulling van appels, rozijnen voor gebak
bright and early
vroeg op
lettuce
sla
cucumber
komkommer
leek
prei
orange
sinasappel
tangerine
mandarijn
to squeeze
uitpersen
better make it..
maakt u er maar…van
basil
basilicum
sachet
zakje
that’ll be all
dat is alles
unless
tenzij
to mash
puree van maken
anything else
anders nog iets
window
etalage
court shoes
pumps
high heels
hoge hakken
size 6 1/2
schoenmaat 39
to try on
passen
tight at the toes
te nauw in de tenen
to improve
verbeteren
they look great on you
ze staan je fantastisch
too wide at the heel
te wijd in de hiel
your best bet
uw beste keus
bet
gok
matching shoe polish
bijpassende schoensmeer
as you please
zoals u wilt
sales talk
verkooppraatje
to fall for
intrappen
fishmonger’s
visboer
ironmonger’s
ijzerhandel
chemist’s
drogist
dispensing chemist’s
apotheek
department store
warenhuis
off-licence
slijterij
in instalments
op afbetaling
downpayment
aanbetaling
shoplifting
winkeldiefstal
deposit
statiegeld
to let
verhuren, laten (to let/ let/ let)
hire
huren
to hire out
verhuren
to light
aansteken ( to light, lit, lit)
to quit
ophouden
to ring
opbellen (to ring, rang, rung)
to rise
stijgen/ opstaan (to rise, rose, risen
to lie (niet eerlijk)
liegen (to lie, lied, lied)
to lie (als je moe bent)
liggen (to lie, lay, lain)