Hoofdstuk 7 Flashcards
1
Q
chipolata sausage
A
dun worstje om te bakken
2
Q
mince
A
gehakt
3
Q
stewing steak
A
stooflappen
4
Q
lean
A
mager (van vlees)
5
Q
to slim
A
afslanken
6
Q
to disagree
A
oneens zijn met
7
Q
to run in the family
A
in de familie voorkomen
8
Q
it’s no joke
A
het is geen grap
9
Q
mincemeat
A
zoete vulling van appels, rozijnen voor gebak
10
Q
bright and early
A
vroeg op
11
Q
lettuce
A
sla
12
Q
cucumber
A
komkommer
13
Q
leek
A
prei
14
Q
orange
A
sinasappel
15
Q
tangerine
A
mandarijn
16
Q
to squeeze
A
uitpersen
17
Q
better make it..
A
maakt u er maar…van
18
Q
basil
A
basilicum
19
Q
sachet
A
zakje
20
Q
that’ll be all
A
dat is alles
21
Q
unless
A
tenzij
22
Q
to mash
A
puree van maken