Conjunctions (voegwoorden) Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

welke voegwoorden staan voor FANBOYS?

A

for, and, nor, but, or, yet, so (because, if, when, until)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer gebruik je AND?

A

verbindt 2 gelijkwaardige zinnen.

Bv: He bought a book and a magazine.
And= is een nevenschikkend voegwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer gebruik je If/ whether?

A

verbindt een hoofdzin met bijzin. (If en Whether zijn hetzelfde alleen is If informeler) (If= indien)

Bv: I will come if you ask me politely.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wanneer gebruik je OR?

A

verbindt 2 gelijkewaardige zinnen (dit merk je als je de zinnen om kunt draaien)

Bv: Is this bronze or gold

Or= is een nevenschikkend voegwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanneer gebruik je Both?

A

Zowel; om aan te geven dat 2 dingen tegelijkertijd het geval zijn.

Both= is een nevenschikkend voegwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wanneer gebruik je AS?

A

om overeenstemming of vergelijking aan te geven.

Bv: My son is AS tall AS his father. (As/ because= daar, omdat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tenzij

A

Unless

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

When

A

als (wanneer, toen; tijdsbepaling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

While, whereas

A

Terwijl; while= op het moment/ whereas= tegenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke conjunction gebruik je om aan te geven dat aan een bepaalde voorwaarde voldaan moet zijn?

A

provided of providing (= mits)

Providing= als omstandigheden vastliggen en mensen er niks aan kunnen doen)

Provided= als door mensenlijk handelen de omstandigheden verandert kunnen worden.

The goods will be delivered on Tuesday providing the weather is good.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ondanks

A

in spite of/ despite (geen betekenisverschil)

In spite of/ despite his contacts, he did not get a visa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoewel

A

although= hoewel

Although he came in late he finished all his work.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke conjunction gebruik je bij menselijk handelen

A

Provided

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke conjuction wordt gebruikt als omstandigheden vastliggen?

A

providing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly