Hoofdstuk 4 Flashcards
we’d rather sit
we zitten liever
there’s a draught
het tocht
to divorce
scheiden
aperitif
drankje voor het eten
scallop
st. jacobsschelp
plaice
schol
cod
kabeljauw
mutton
schapenvlees
you do eat mutton
je eet wel schapenvlees
veal
kalfsvlees
pet
huisdier
appetite
trek
mashed potatoes
puree
chips
patat
roast beef
in de oven gebraden rundvlees
Yorkshire pudding
bepaald deeggerecht
horseradish
mierikswortel
Could I have a napkin?
mag ik een servet?
We’re one plate short
we komen een bord tekort
the first course
het voorgerecht
the main course
het hoofdgerecht
the side-dish
het bijgerecht
sparkling /carbonated water
met koolzuur
serving spoon
opscheplepel
would you like another helping?
zal ik u nog eens opscheppen?
keep the change
zo is het goed (bij afrekenen)
a fixed item
een vast onderdeel