Hoofdstuk 26 Flashcards
1
Q
goed van vertrouwen
A
gullible
2
Q
hartstochtelijk
A
passionate
3
Q
goedaardig (van karakter)
A
good- natured
4
Q
liefdevol
A
loving
5
Q
stijfkoppig
A
strong- minded
6
Q
tegenstelling
A
opposites
7
Q
afhankelijk
A
dependent
8
Q
wantrouwend
A
distrustful
9
Q
kalm
A
dispassionate
10
Q
onafhankelijk
A
independent
11
Q
onaandoenlijk
A
unemotional
12
Q
niet geinteresseerd
A
uninterested
13
Q
ontrouw
A
disloyal
14
Q
ongevoelig
A
insensitive
15
Q
liefdeloos
A
unloving
16
Q
zwakzinnig
A
weak minded
17
Q
slecht humeur (eventjes)
A
bad- tempered