Hoofdstuk 1 Flashcards
Not though
(toch) maar niet
Quite right
Juist ja/ wat je zegt
it’s been nice seeing you.
leuk je gezien/ gesproken te hebben (als je elkaar al kent)
When did you meet for the first time?
wanneer hebben jullie elkaar voor het eerst ontmoet?
I’d like you to meet my brother.
Ik wil je aan mijn broer voorstellen.
I’m meeting my sister at the railway station.
Ik ga mijn zuster ophalen bij het station.
It’s been nice meeting you.
Het is leuk je ontmoet te hebben. (als je elkaar voor het eerst ontmoet)
By any chance
toevallig, misschien
I’ve been kept waiting
ik moest wachten/ men heeft mij laten wachten
Half an hour early
een half uur te vroeg
Let’s get on our way
laten we gaan
I’d like you to …
ik zou het prettig vinden als u…
I’d like you to meet a business relation of mine
ik wil u aan een zakenrelatie van me voorstellen
to become acquainted
elkaar leren kennen, bekend raken met elkaar
why don’t we…
zullen we…