Hoofdstuk 11 Flashcards
to spin
snel draaien
a spin
draaiing; kort
let’s give it a spin
laten we het maar eens ronddraaien
mudguard
spatboard
crooked
krom
buckled
verbogen
spoke
achterrem
to drag
slepen
pedal
pedaal
level
recht (horizontaal)
while you’re at it
als u toch bezig bent
chain
ketting
a spot of grease
een likje vet
gear lever
versnellingshandel
gear
versnelling
you can say that again
zeg dat wel
to take for a spin
mee uit fietsen nemen
to give a ring
even opbellen
receipt
ontvangstbewijs
why don’t you come and visit us sometime?
kom ons een keertje opzoeken
Go and get my coat, will you?
wil je alsjeblieft mijn jas gaan halen?
van
busje
object
voorwerp
to move (house)
verhuizen
moving van
verhuisbusje
driving licence
rijbewijs
deposit
aanbetaling
actually
in feite
compulsory
verplicht
insurance premium
verzekeringspremie
to settle the bill
afrekenen
letterbox
brievenbus
fair enough
goed, prima, akkoord
to dail
draaien, bellen
to deliver
bezorgen
where about
waar ongeveer
off Granville Avenue
een zijstraat van Grandville Avenue
equestrian statue
ruiterstandbeeld
to starve
verhongeren
delivery charge
bezorgloon
seafood
vulling of maaltijd van vis en schelpdieren
bolognese
vulling of saus van tomaten en gehakt
You can say that again
zeg dat wel
While you’re at it
als u toch bezig bent…
impatient
ongeduldig
late
wijlen
to court
verkering hebben
vicar
dominee
a kind soul
de vriendelijkheid zelve
to mope
kniezen
curtains
gordijnen
parched
uitgedroogd
home made
zelf gemaakt
phobia
fobie, angst
pastry
gebak
he has a light hand with pastry
hij kan heel luchtig gebak maken
fancy fair
bazaar
backwater
gat (figuurlijk)