Geschiedenis H2: 2e industriële rev Flashcards

1
Q

referentie kader 2de rev

A
  • 1860 - 1914
  • EU + VS + Japan
  • econ
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke vernieuwing is er op het vlak van materialen en sectoren (2)

A
  • de staalindustrie ->staal
  • de chemische sector
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wie stond er aan het ‘hoofd’ v/d staalindustrie +…

A

H. Bessemer
-> Brit, 1856 -> eind 19de Eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarom is de staalindustrie nieuw

A

het is een nieuwe vorm v/h smelten van ijzer -> dit wordt dan staal, dat is lichter en stevig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat was er een nieuw fenemoneem d.m.v de staaindustrie +WELKE

A

de wolkenkrabbers -> Home Insurance Builing in Chicago (VS) in 1884 -> eind 19de eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

VB staalindustrie hier in de buurt

A

de Temse brug -> ontworpen door Gustav Eiffel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wie is de ABSOLUTE voorloper in de chemische industrie

A

W. H. Perkin -> Brit, 1856

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wie zijn de voorlopers in de chemische industrie (3) + welke sector

A
  • W . H. Perkin (GB)
  • L . Beakeland (BE/VS) => kunststof-sector
  • Bayer (DUI) => farmacie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat vond W. H. Perkin uit

A

de synthetische purperen verfstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat vond Leo Baekeland uit (2)

A
  • bakeliet= als de allereerste volledig synthetische kunststof => werd gebruikt voor elektriciteit…
    => 1903
  • Foto-papier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wanneer leefde Leo Baekeland

A

eind 19de + midden 20ste E

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat vond bayer uit

A

de Aspirine => de farmacie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke 3 nieuwe E bronnen waren er

A
  • aardolie/ petroleum
  • gas
  • elektriciteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

was er op vlak van het energiegebruik (dis)contunuïteit?

A

beide:
dis: de nieuwe bronnen
continuïteit: werd hetzelfde gebruikt als de oude bronnen -> toepassingen in de industrie en in het dagelijkse leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe kwamen ze aan die aardolie

A

door boringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

voor wat werd de petroleum gebruikt

A

voor verbrandingsmotoren op kerosine, benzine en diesel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat vond Thomas Edison uit + WANN

A

de gloeilamp in 1879

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat zie op het vlak van waar er nieuwe uitivndingen gedaan worden

A

in de 1e rev waren het vooral de britten -> in de 2de vooral de Amerikanen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe werden de nieuwe E bronnen gezien op ecologisch vlak

A

Ze werden gezien als ‘goede’ E bronnen vo/h milieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

waarom werden de nieuwe E bronnen gezien als ecologischer

A

doordat ze wel beter waren dan de stoommachine + ze waren stiller, kleiner en ze gaven minder rook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hadden ze gelijk op het vlak van ecologie v/d nieuwe E bronnen

A

Nee, ze stoten ook veel uit => Fossiele brandstoffen

22
Q

welke uitvinding was er op vlak van communicatie

A

de Telegraaf -> werkte via morse code door elektrische pulsen

23
Q

was er op vlak v. communicatie continuïteit?

A

NEE -> de telegraaf was de voorloper v/d telefoon EN absoluut een nieuwe uitvinding

24
Q

HOE was er vernieuwing op lokaal vlak bij het transport

A

er werden buurtspoorwegen aangelegd (platteland -> stad) voor trams op stoom en elektriciteit

25
Q

Was er continuïteit op lokaal vlak bij het transport

A

JA en NEE: er waren trams op stoom (=continuïteit) MAAR ook op elektriciteit (=discontinuïteit) + het was nu ook op lokaal vlak en niet enkel stedelijk

26
Q

HOE was er vernieuwing op internationaal vlak bij het transport (2)

A

er waren:
- transcontinentale spoorwegen
- transoceanische kanalen

27
Q

VB transcontinentale spoorwegen

A

de Trans-siberische spoorweg (AANDUIDEN!!)

28
Q

wat zijn transcontinentale spoorwegen

A

spoorwegen die een continent geheel doorsteken

29
Q

wat zijn transoceanische kanalen

A

kanalen die de verbinding maken tss 2 verschillende ‘oceanen’

30
Q

VB transoceanische kanalen (2)

A
  • Suezkanaal
  • Panamakanaal
31
Q

wat is het Suezkanaal + door wie

A

verbind de Middellandse zee en Indische oceaan => door de FR en BR

32
Q

wat is het Panamakanaal+ door wie

A

verbinding tss N- en Z-Amerika => Eerst de FR en dan de AM

33
Q

waarom kon FR het kanaal niet afmaken

A

hadden veel problemen:
- tropische ziektes
- constructie moeilijkheden (het lag in een gebergte)
+ hadden veel verlies gemaakt

34
Q

wat heeft de VS met het Panamakanaal gedaan

A

het heel de 20ste eeuw geregeld en daarna aan Panama geschonken (er was wel een deal)

35
Q

Welke vernieuwing was er op vlak van organisatie: schaalvergroting (2)

A

verticale en horizontale integratie

36
Q

wat is verticale integratie

A

dat je de productie van grondstof tot eindproduct allemaal binnen 1 bedrijf laat gebeuren

37
Q

wat deed Andrew Carnegie (2)

A
  • ‘vondt’ de vert. integratie uit
  • richte het bedrijf Carnegie Steel Company op en werd STINKEND rijk 💸💸💸
38
Q

wat is horizontale integratie

A

dat je alle bedrijven die hetzelfde produceren overnemen of weg concurreren

39
Q

wat is het gevolg horizontale integratie (econ)

A

er ontstaan een monopoly waardoor de prijzen volledig zelf bepaald mogen worden > enorm hoge prijzen => krijg je straffen v/d overheid

40
Q

wat is het gevolg van horizontale integratie (pol)

A

te veel politieke invloed/druk

41
Q

hedendaags VB v. iemand die veel invloed heeft op pol vlak

A

ELON MUSK

42
Q

wie is J. Rockefeller

A

hij deed aan horizontale integratie + had het bedrijf Standard Oil Company => STINKEND RIJK 🤑🤑

43
Q

wat was er opvallend aan de econ crisissen

A

in de ME werden die veroorzaakt door onderproductie, in de MT door overproductie

44
Q

hoe komt het dat er econ crisissen bestaan door overproductie

A

de producent laat zijn prijzen dalen (wil zoveel mogelijk verkopen) -> hierdoor te weinig inkomsten en gaat failliet

45
Q

wat ontstaat er door de nieuwe crisissen (ALG)

A

een dilemma

46
Q

welk dilemma ontstaat er

A

tss het vasthouden aan het econ liberalisme OF het veranderen naar proectionisme

47
Q

wann wer er een grote econ crisis

A

in 1870

48
Q

hoe ga je over productie tegen (3)

A
  • afzetmarkt vergroten
  • reclame
  • productvernieuwing
49
Q

wanne heb je goede reclame

A

wanneer zowel de sfeer als het product klopt => WANT sfeer > product

50
Q

rond wat draait reclame

A

behoefte creatie

51
Q
A