Chemie H2 Flashcards

1
Q

wann heb je een metaalkarakter

A

als ze een stabiele e- configuratie bereiken door e- af te geven -> vormen kationen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

halogenen

A

groep VIIa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aardalkalimetalen

A

groep IIa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bepaling sterkte metaal karakter: (2)

A
  • één e- wordt makkelijker afgegeven dan 1
  • het afgeven is makkelijker naarmate de e- verder van de kern gelegen zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

p-blok

A

groep IIIa, IVa, Va, VIa, VIIa en 0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

syno edelgas structuur

A

octetstructuur (bij He: duetstructuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

d-blok

A

alle b-groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

koolstofgroep

A

groep IVa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

alkalimetalen

A

groep Ia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

aardmetalen + syno

A

groep IIIa (boorgroep)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

s-blok

A

groep Ia en IIa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kijk H4 en de EN-waarde !!!!

A

Wat is donderdag op een heel leven?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waar bevinden zich de strekste metalen

A

links vanonder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waar bevind zich het sterkste niet-metaal

A

rechts bovenaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

f-blok

A

de lanthaniden en de actiniden

17
Q

hoe bepaal je het hoogste en laagste OG

A
  • hoogste= groepsnummer N
  • laagste (is vanaf groep 4) het groepsnummer - 8 (N-8)
18
Q

bepaling sterkte NIET-_metaal karakter: (2)

A
  • één e- wordt makkelijker opgenomen dan 1
  • het opnemen is makkelijker als de buitenste schil dichter bij de kern is
19
Q

stikstofgroep

A

groep Va

20
Q

hoe worden elementen in de b-groepen genoemd

A

overgangs-, transitie- , nevenelementen

21
Q

edelgassen

A

groep 0

22
Q

wat hebben bijna alle nevenelementen

A

2 e- op de buitenste schil

23
Q

zuurtsofgroep

A

groep VIa

24
Q

wann heb je een niet-metaalkarakter

A

als ze een stabiele e- configuratie bereiken door e- op te nemen -> anionen

25
Q

wat vond Sommerfeld uit

A

het nevenkwantumgetal = s-, p-, d-, f-subniveau

26
Q

wat vond Schrödinger uit

A

de orbitalen

27
Q

wat vond Zeeman uit

A

de magnetische niveaus
= s -> 1
p -> 3
d -> 5
f -> 7

28
Q
A