Bio T1. 1,2 & 3 Flashcards

1
Q

geef de verschillende (sub)microscopische organisatieniveaus (8)

A
  • organisme
  • stelsel
  • orgaan
  • weefsel
  • cel
  • membraan en celorganellen
  • moleculen
  • atoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het grootste verschil tss pro- en eukaryoten

A

het aanwezig zijn van eenn nucleus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke domeinen vallen onder prokaryoten

A

archaea en bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

def celdifferentiatie

A

Proces waarbij cellen steeds meer gaan verschillen in vorm en functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

def weefsel

A

een groepering van cellen met dezelfde functie (en ong dezelfde vorm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een aantal soorter weefsels in ons lichaam

A
  • huidweefsel
  • spierweefsel
  • vetweefsel
  • bloedcellen
  • botweefsel
  • zenuw weefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

def organen

A

onderdelen v/h lichaam met specifieke funtie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

uit wat zijn organen op gebouewd

A

uit samenwerkende weefsels met gemeenschappelijke taak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

def stelsel

A

verzschillende organen die samenwerken aan een grote taak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

typeringen eukaryoot (5)

A
  • duidelijke celkern (met membranen)
  • organellen
  • complexe structuur
  • meerdere chromosomen, DNA ligt rond histonen
  • alle celorganellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

typeringen prokaryoot (5)

A
  • kernzone (kernmateriaal zonder membraan)
  • naakt DNA -> geen histonen
  • geen membraneuze organellen (wel ribosomen)
  • veel kleiner dan eukaryoot
  • weinig structuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de endosymbiosetheorie

A

dat grote prokaryoten in de loop van de tijd andere prokaryoten opnamen in hun -> eukaryoot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

def celmembranen

A

houdt het intracellulaire milieu samen en schermt de cel af van het extracellulaire milieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

def celwand

A

een extra laag rond het membraan dat zorgt voor extra stevig heid (dieren hebben dit niet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

def protoplasma

A

de totale inhoud v/d cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

def cytoplasma

A

bestaat uit een waterige vloeistof, waarin de cel organellen liggen

17
Q

def cytosol

A

rijk aan ionen en moleculen (=cytoplasma?)

18
Q
A