Bio T3.4 Spijsvertering op basis van ianthé's samenv NIET KLR Flashcards

1
Q

wat zijn heterotrofe organismen

A

organismen die andere organismen nodig hebben om te overleven, ze nemen koolstofverbindingen op via de voeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn autotrofe org.

A

organismen die zelf de organische stoffen produceren die ze nodig hebben uit anorganische stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het belang v/h spijverteringsstelsel

A

om de bouwstenen voor de aanmaak van eigen koolstofverbindingen te bekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is fototroof

A

als ze hun energie uit licht halen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is chemotroof

A

als ze hun energie uit chemische bindingen halen (wij zijn chemoheterotroof)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is metabolisme

A

geheel van chemische reacties in een organisme of cel waarbij stoffen worden omgezet in andere stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is absorptie

A

het opnemen van bouwstenen doorheen de darmwandcellen in het bloed (door actief en passief transport)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een hydrolyse reactie

A

de afbraak van sachariden, vetten en eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de hydrolytische splitsing

A

de afbraak van sachariden, vetten en eiwitten door hydrolytische enzymen zoals amylase, maltase,… (= hydrolasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

enzym nodig voor afbraak van lipiden

A

lipase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

enzym nodig voor afbraak van sachariden

A

glucosidasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

enzym nodig voor afbraak van nucleïnezuren

A

nuclease

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

enzym nodig voor afbraak van proteïne

A

Proteasen en peptidasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

5 enzymcategroriën nodig vo spijsvertering

A
  • lipasen
  • glucosidasen
  • nucleasen
  • proteasen
  • peptidasen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de mucosa

A

een slijmlaag voor bescherming (tegen zuur) en voor de geleidbaarheid bij het transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

functies mondholte (3)

A

verkleinen van voedsel door:
1) kauwen = fijnmalen van voedsel in de mond
2) speeksel = de vermenging met speeksel zodat dit makkelijker doorgeslikt kan worden
+ vertering van zetmeel onder invloed van amylase –> ontstaan maltose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn crypte

A

= diepe plooien in de slijmvlieslaag van de maagwand die enzym producerende kliercellen bevatten voor de aanmaak van maagsap –> vertering proteïnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

onderdelen maagsap (5)

A
  • water
  • zoutzuur HCl
  • pepsine
  • transport moleculen voor vitaminen
  • slijm: als beschermlaag
19
Q

functie water in maagsap

A

dient als oplos- en verdunningsmiddel

20
Q

functie zoutzuur (3)

A
  • denaturatie v. proteïne door lage pH
  • omzetting v. pepsinogeen tot pespine (peptidase)
  • oplossen van kalkrijke stoffen => vissegraatje
21
Q

functie pepsine in maagsap

A

het is een endopeptidase (enzym) die proteïne afbreekt tot polypeptide ketens

22
Q

wat is de chymus

A

de zure voedselbrij -> ontstaat bij vermenging met maagsap

23
Q

welke prikkels beïnvloeden de productie van maag sap ALG! (2)

A
  • neurale prikkels: positieve en negatieve
  • hormonale prikkels
24
Q

hoe beïnvloeden positieve neurale prikkels de productie van maagsap

A

ze gaan het net stimuleren

25
Q

hoe beïnvloeden negatieve neurale prikkels de productie v. maagsap

A

ze gaan zorgen voor de afremming v/d productie => zorgt voor maagproblemen (BV: STRESS)

26
Q

welke maagproblemen kan je hebben

A

een maagzweer= infectie v. maagwand door bacteriën (door aantasting HCl)

27
Q

hoe beïnvloed hormonale prikkels de productie v. maagsap (specifiek)

A

Gastrine
- wordt aangemaakt zodra ar voedsel is
- stimuleert de productie

28
Q

3 delen v/d dunne darm

A
  • duodenum (12-vingerige darm)
  • jejunum (nuchtere darm)
  • ileum (kronkelende darm)
29
Q

fucnties dunne darm ALG(2)

A
  • de verdere afbraak van chymus -> onverteerbare stoffen gaan nr dikke darm
  • absorptie
30
Q

Hoe doet de dunne darm aan absorptie

A

door de inwendige klierlaag en de uitwendige spierlaag VIA de darmwandcellen nr bloed- en lymsevaten

31
Q

hoe gebeurt de absorptie efficiënt in de dunne darm (3)

A

door de oppervlakte te vergroten:
- darmplooi
- darmvilli (= darmvlok)
- microvilli

32
Q

wat produceren de kliercellen in de dunne darm

A
  • slijm
  • natriumbicarbonaat
33
Q

wat is de functie van natriumbicarbonaat + formule

A

NaHCO3 -> neutralisatie van zure chymus

34
Q

extra functie speeksel (2)

A

reinigende en antibacteriële functie

35
Q

delen pancreas (2)

A
  • exocrien: productie spijsverteringsenzymen
  • endocrien: productie hormonen via bloed
36
Q

hoe heet de overgang tss slopdarm en maag wetenschappelijk

A

de gastro-oesofageale sfincter

37
Q

functie gastro-oesofageale….

A

zorgt er voor dat de zure maaginhoud niet terug omhoog gaat

38
Q

wat is reflux

A

is wanneer de gastro-oesofageale sfincter gefaald heeft en er zure maaginhoud terugstroomt in de slokdarm

39
Q

wat is de papil v. Vater

A

opening van het afvoerbuisje van de pancreas in de twaalfvingerige darm

40
Q

door wat wordt de 12-vingerige darm getriggerd (voor aanmaak v. stoffen)

A

door de lage pH v.d chymus

41
Q

welke 2 stoffen produceert de 12-vingerige darm (wann chymus er is)

A
  • secretine
  • cholecystokinine
42
Q

functie secretine

A

het stimuleert de productie v. pancreassap in de pancreas EN de productie v. gal in de lever

43
Q

functie cholecicytokine

A
  • zorgt voor
44
Q

uit wat bestaat pancreas sap (6 incl enzymen)

A
  • water
  • slijm
  • ## natriumbicarbonaat