Frans voc T1.4 NIET VOLL Flashcards
het gemak, de vlotheid
l’aisance
de gave, het talent
le don
het (zelf)vertrouwen
la confiance (en soi)
de teamgeest
l’esprit d’équipe
de vriendelijkheid
la gentillesse
de gevoeligheid
la sensibilité
de oprechtheid
la sincérité
de spontaniteit
la spontanité
attent, zorgzaam
attentionné(e)
zelfverzekerd (2)
- confiant(e)
- sûr de soi
zelfredzaam
débrouillard(e)
ontspannen (2)
- décontracté(e)
- détendu(é)
discreet
discret/ète
begaafd, talentvol
doué(e)
enthousiast
enthousiast(e)
volwassen, rijp
mature
bescheiden
modeste
oprecht, eerlijk (2)
- sincère
- honnête
sociaal (2)
- sociable
- extraverti(e)
spontaan
spontané(e)
werklustig, ijver
travailleur/euse
het hoofd bieden aan
faire face à
zich beredden/behelpen
se débrouiller
de afleiding
la distraction
het egoisme
l’égoïsme (m)
arrogant
- arrogant(e)
- hautaine
Tegendraads, frustrerend
contrariant(e)
egoïstisch
égoïste
hypocriet, schijnheilig
hypocrite
onverschillig
indiffént(e)
koppig (2)
- têtu(e)
- obstiné(e)
ergeren, irriteren
irriter
opscheppen over, stoefen
se vanter de
moeite hebben (met/ om te)
avoir du mal à + inf
zeuren, iemand de oren van zijn lijf zagen
casser les oreilles à quelqu’un
het gerdag
le comportement
de onverdraagzaamheid
l’intolérance
de verdraagzaamheid
la tolérance
de verlegenheid
timidité
(on)geïnteresseerd
(dés)intéressé(e)
verrijkend
enrichissant(e)
betrouwbaar
fiable
trots (2)
- orgueilleux/euse
- fier/ ière
gesloten (2)
- renfermé(e)
- introverti(e)
rustgevend
reposant(e)
behulpzaam
serviable
verlegen
timide
ophouden met, stoppen
cesser de +inf
zich gedragen
se copmorter
er …. uitzien
avoir l’air + adj
met je hoofd in de wolken lopen
avoir la tête en l’air
goed/slechtgezind zijn
être de bonne/ mauvaise humeur
een goede band hebben met
être très lié(e) (avec)
vertrouwen hebben in iemand
faire confiance à quelqu’un
een uitdaging aangaan
relever un défi
goed/ slecht opschieten met
s’entendre bien/ mal avec
eerlijk gezegd
franchement
… is één van mijn kwaliteiten
La / Le …. est une de mes qualités
ik ben getalenteerd in ….
Je suis doué(e) pour + adj
sympathiek
sympa
warm, hartelijk
chalereux/euse
onafhankelijk
indépendant(e)
schattig, lief (2)
- mignon(ne)
- adorable
ongehoorzaam
désobéissant(e)
Idioot, dom
idiot(e)
naïef
naïf, naïve
individualistisch
individualiste
irritant
irritant(e)
sluw
rusé(e)
ontschuldig
innocent(e)
lui (2)
- paresseux/euse
- fainéant(e)
moedig
courageux/euse
perfectionistisch
perfectionniste
welopgevoed
bien élevé(e)
toegewijd, zorgzaam
dévoué(e)
nauwkeurig, punctueel, precies
ponctuel(le)
grappig, leuk, komiek
marrant(e)
lastig, vervelend
ennuyeux/euse
ideaal
idéal(e)
bere- / kapot- symathiek
vachement sympa
kapot… (4)
hyper, méga, archi, giga
aandachtig
attentif/ve
vriendelijk (2)
- gentil(le)
- aimable