AA: aardrotatie en revolutie Flashcards

1
Q

hoe draait de aarde

A

van west naar oost (of in tegenwijzerzin )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een etmaal

A

een volledige omwenteling v/d aarde van 24u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe loopt de aardas

A

van de noord- tot zuidpool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de aardrotatie

A

het draaien v/d aarde rond zn eigen as

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gevolgen aardrotatie (5)

A
  • plaatsbepaling op aarde
  • afwisseling v dag en nacht
  • de tijdsindeling op aarde
  • de afbuiging van de winden en zeestromingen
  • de afplatting v/d aarde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

op welke verschillende manieren heb je plaatsbepaling op aarde (3)

A
  • door het wereldgradennet
  • door de coördinaten in het wereldgradennet
  • de poolshoogte?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het wereldgradennet

A

een net van een aantal denkbeeldige lijnen op de aarde nmlk de breedte cirkels (parallellen) en meridianen (middaglijnen)
=> het maakt ook gebruik van 2 nullijnen: de evenaar en de nulmeridiaan!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de nullijnen

A

de evenaar en de nulmeridiaan -> start punt v. coördinatenstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe “ontstaat” het wereldgradennet

A

doordat de aarde draait

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn breedtecirkels +syno

A

of parallellen =lopen in west-oostrichting en geven de noord-zuidliggingaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe ontstaan de breedtecirkels

A

breedtecirkels: door de draaiing beschrijft elke elke plaats op aarde een cirkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn meridianen +syno

A

of middaglijnen =lopen in nood-zuidrichting en geven west-oost LIGGING aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

‘ontstaan’ meridianen

A

meridianen: door de draaiing komt elke plaats 1 keer per omwenteling recht voor de zon te staan => plaatsen die op hetzelfde moment culmineren liggen op dezelfde meridiaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe worden de coördinaten vastgelegd in het wereldgradennet

A

door de breedte- en lengteligging t.o.v de nullijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de breedteligging +syno

A

latitude= de afstand van dat punt tot de evenaar (afhankelijk van welk halfrond heb je noorderbreedte N en zuiderbreedte S)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de lengteligging

A

de afstand van dat punt tot de nulmeridiaan (afhankelijk van welk halfrond heb je westerlengte W en oosterlengte E)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe is de afwisseling v dag en nacht

A

de zon beschijnt de aarde, doordat de aarde bolvormig is wordt exact de helft v/d aarde belicht en dan heb je dag en nacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hoe is de afbuiging v wind en zeestromingen

A

het is een gevolg v/d verschillende baansnelheid => de baansnelheid neemt AF naarmate je nr de polen gaat => de luchtdeeltjes proberen hun OG snelheid te behouden dus buigen af = corioliskracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is de baansnelheid op de evenaar + op de polen

A

evenaar: 40 000 km/24u = 1666 km/h
polen: 0 km/24u = 0 km/h

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

opm baansnelheid en hoeksnelheid

A

baansnelheid =/= hoeksnelheid
- baansnelheid hangt af van de straal: hoe verder van het middelpunt, hoe groter de baansnelheid.
- hoeksnelheid is overal gelijk: elk punt op de schijf draait in dezelfde tijd over dezelfde hoek, ongeacht de afstand tot het centrum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoe buigt de stroom af in het noordelijk halfrond

A

naar rechts + kunnen tekenenenn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoe buigt de stroom af in het zuidelijk halfrond

A

naar links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

hoe draaien orkanen in het noordelijk halfrond + hzo

A

ze draaien tegen de klok in doordat de lucht nr het lagedrukgebied wil in het midden => door de corioliskracht wordt de lucht nr rechts geduwd => daardoor gaat het tegen de klok in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

hoe draaien orkanen ect in het zuidelijk halfrond

A

met de klok mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

hoe is er afplatting v/d aarde

A

door het draaiende opp zijn er middelpuntvliedende krachten, hierdoor worden de polen afgeplat en het evenaarsvlak uiteengezet => geen perfecte bol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

hoe een groot verschil treedt er op door de afplatting van de aarde

A

de afstand van het middelpunt tot de evenaar is 21 km LANGER dan de afstand van het middelpunt tot de polen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

op welke lijnen hebben plaatsen dezelfde tijd

A

lengtelijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

hoe groot is het tijds verschil op 1°

A

4 minuten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

hvl tijdzones zijn er

A

24

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

hvl graden is elke zone breed

A

15°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

wat is het verschil tss 2 zones

A

1 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

wat is de eerste tijdzone +wrm

A

de UTC-zone -> de nulmeridiaan valt er midden in

33
Q

hoe wordt de tijd bepaald per zone

A

er wordt gekeken nr de zonnetijd in het midden v/d zone

34
Q

welke 3 Europese tijdzones heb je

A

WET = West-EU tijd
MET = Midden-EU tijd
OET = Oost-EU tijd

35
Q

welke tijd zou belgië theoretisch moeten gebruiken (v/d 3 Europese tijdzones)

36
Q

welke EU tijdzone volgt belgie in het echt + in het zomeruur

A

praktijk: MET
zomeruur: OET

37
Q

wat gebeurt er als je nr het oosten opschuift (que tijd)

A

het verlaat

38
Q

wat gebeurt er als je nr het westen opschuift (que tijd)

A

het vervroegt

39
Q

wat is de conventionele tijd

A

de tijd die men in het burgerlijk leven gebruikt => voor praktische reden (bv: zodat heel het EU vaste land dezelfde tijd heeft) + wordt meestal aangepast aan de landgrenzen

40
Q

waarom bestaat de conventionele tijd

A

voor economische en politieke reden => om verwarring te vermijden

41
Q

welk land is het enige land (v/h EU vaste land) dat het M.E.T niet volgt

42
Q

in welke landen (alg) wordt er geen gebruik gemaakt v. de conventionele tijdzones

A

in west-oost uitgestrekte landen

43
Q

wanneer wordt de zomertijd ingevoerd + uur meer of minder

A

het laatste weekend v. maart => een uur MINDER slapen

44
Q

wanneer wordt de wintertijd ingevoerd + uur meer of minder/ klok wordt vooruit gedraaid

A

het laatste weekend v. oktober => een uur LANGER slapen/ klok wordt achteruit gedraaid

45
Q

voor welk kiezen we het best zomer- of wintertijd

A

wintertijd
- ten eerste sluit dit het beste aan bij onze ligging –> in zomer tijd zitten we 2 uur van onze normale tijd :(
- ten tweede past wintertijd beter bij het natuurlijke licht- en donkerritme van het lichaam en is daarom gezonder

46
Q

waar ligt de datumgrens

A

bij de 180°-meridiaan

47
Q

waar ligt de datumgrans grotendeels

A

in de oceaan

48
Q

wat gebeurt er bij de datumlijn als je die oversteek van WEST nr OOST

A

het wordt een dag vroeger

49
Q

wat gebeurt er bij de datumlijn als je die oversteek van OOST nr WEST

A

het wordt een dag later

50
Q

wat is de schrikkelseconde

A

een seconde die wordt toegevoegd doordat de aardrotatie soms vertraagt

51
Q

wat zijn de nadelen v/d schrikkelseconden

A

het is veel aanpas werk voor technische beheerders, luchthavens,… + veiligheidsrisico bij de gps van vliegtuigen

52
Q

wat is het perihelium +wann

A

de dag waarop de aarde zich het dichtst bij de zon bevind -> op 4 jan

53
Q

wat is het aphelium + wann

A

de dag dat de aarde het verst v/d zon staat -> op 3 juli

54
Q

hoelang duurt een aards jaar exact

A

365 dagen, 5 uur, 48 minuten en 46 seconden

55
Q

waneer heb je schrikkeljaren

A

als het jaartal deelbaar door 4 is BUITEN op eeuwjaren TENZIJ ze deelbaar door 400 zijn -> anders is het jaar te lang

56
Q

gevolg schuinestand v. aarde

57
Q

hoe groot is de hoek tss het elipticavlak en de aardas

58
Q

hoe groot is de hoek tss het elipticavlak en de evenaar

59
Q

op hvl graden NB liggen de KKK en de SBK

A

op 23°27’ N/ZB

60
Q

op hvl graden NB liggen de NPC en de ZPC

A

op 66°33’ N/ZB

61
Q

waarom zijn er seizoenen

A

door de schuine stand + het evenwijdig blijven met zichzelf bij aardrevolutie => N- en Z-halfrond zijn afwisselend nr de zon gericht

62
Q

gevolg seizoenen (2)

A
  • verandert de culminatiehoogt in de loop v/h jaar
  • varieert de lengte v. dag en nacht doorheen het jaar
63
Q

wat is een equinox + syno

A

lente- en herfstevening
hierbij komen de zonnestralen loodrecht in op de evenaar waardoor dag en nacht evenlang zijn (12 uur)

64
Q

wanneer is de equinox in het NH

A

begin lente: 20 maart => lengte- evening/equinox
begin herfst: 23 september => herfst- evening/equinox

65
Q

wanneer is de equinox in het ZH

A

begin lente: 23 september => lengte- evening/equinox
begin herfst: 20 maart => herfst- evening/equinox

66
Q

eig zomerzonewende (3)

A
  • valt op 21 juni
  • zon valt loodrecht op kreeftskeerkring
  • pooldag op NP en poolnacht op ZP
67
Q

wat is een pooldag

A

de zon gaat dan nooit onder, je spreekt v/e middernachtzon

68
Q

waarom noemen we keerkringen, ‘keerkringen’

A

omdat de zon van ‘richting’ keert

69
Q

wat is de zomerzonnewende

A

het begin v/d zomer => het is de langste dag v/h jaar op het NH

70
Q

eig winterzonnewende (3)

A
  • valt op 21 december
  • zon valt loodrecht op steenbokskeerkring
  • pooldag op ZP en poolnacht op NP
71
Q

wat is een poolnacht

A

de zon komt dan nooit OP

72
Q

wat is de winterzonnewende

A

wanneer de winter begint => de langste dag v/h NH

73
Q

wat zijn de koude klimaten + syno

A

polaire klimaten= ze strekken zich uit over de poolcirkels tot de polen
- lage temperaturen gedurende lange tijd
- periodes van pooldagen en nachten

74
Q

wat zijn gematigde klimaten + syno

A

middelbreedteklimaten = tussen de keerkringen en de poolcirkels
- de culminatie hoogte verandert steeds => levert 4 seizoenen + lengte dag en nacht varieert met seizoenen
- zon staat nooit in het zenit
- temp verschillend kunnen zeer groot zijn

75
Q

wat zijn warme klimaten +syno

A

tropische klimaten = komen voor tussen de keerkringen
- heeft het hele jaar door hoge temp
- zon staan 2x per jaar in het zenit

76
Q

waneer heb je poolnacht en -dag op de Npool

A

gedurende 6 maanden ->
- dag: 21 maart tot 21 sept
- nacht: 21 sept tot 21 maart²

77
Q

wanneer starten de weerkundige seizoenen

A

telkens op de eerste van de maand