NE: les 4, 10 en taalredactie 1 Flashcards

1
Q

welke spellingsprincipes heb je (4)

A
  • het fonologisch principe
  • het gelijkvormigheidsprincipe
  • het analogisch principe
  • het etymologisch principe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het fonologisch principe (+VB)

A

je schrijft een woord zoals je het in het Algemeen Nederlands uitspreekt -> boom, fiets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het hoofd principe

A

het fonologisch principe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het gelijkvormigheidsprincipe +VB

A

je schrijft eenzelfde woord, stam, voor- of achtervoegsel zo veel mogelijk op dezelfde manier -> vind en niet vint (van vinden) + waard en niet waart (van waarde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het het analogisch principe +VB

A

je schrijft een woord naar overeenkomst met een ander woord -> hij antwoordt (van hij loopt) + Stationsstraat (van Stationsplein)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het het etymologisch principe +syno + VB

A

= donorprincipe:
je schrijft worden uit een andere taal op dezlfde manier als in die taal -> computer en niet kompjoeter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is epische concentratie

A

het toedienen van heldendaden (die miss niet echt verricht waren) aan iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe werden de ridderomans doorvertel + d.m.v.??

A

het was een orale vertelcultuur -> d.m.v eindrijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke 2 soorten ridderromans heb je?

A
  • Karelromans
  • Arthurromans
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wann zijn de ridderromans ontsaan

A

einde 11de eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wann spelen de meeste ridderromans zich af

A

in de Feodale tijd (= de tijd waarin de vorst leenheer was die leenmannen had)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

doel ridderroman (ALG)

A
  • ontspanning
  • voorbeeldfunctie: hoe een ridder/adelijke zich most gedragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

in welke taal waren ridderromans

A

Middelnederlands = Diets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

spelling MiddelNE (3)

A
  • fonetisch (kint)
  • meer c, q, x (dagelix)
  • lange klanken met -e, -i, -y (soe, jair, noyt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

grammatica MiddelNE (2)

A
  • dubbele negatie (niet ne…)
  • naamvallen (inden, des)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Morfologie MiddelNE (2)

A

proclisis en enclisis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is proclisis

A

onbeklemtoond woord v/ 1 lettergreep wordt aan het volgende woord geplakt bv: ‘tstad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is enclisis

A

een onbeklemtoond woord v. 1 lettergreep wordt aan het voorafgaande woord geplakt????? bv: hebdi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe ontstaat hoofsheid + wann

A

12de eeuw d.m.v. de kruistochten waar ze geïnspireerd werden door de Arabische kunst van het levensgenieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is hoofsheid

A

aandacht hebbenvoor beschaafde omgansvormen: respect hebben voor de medemens, welleven en galant zijn => zelfbeheersing!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat betekent het woord ‘Mate”

A

zelfbeheersing op fysiek en mentaal vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

eig personages karelromans

A
  • koning is GEEN protagonist
  • koning is ONsympathiek
  • vrouw = onderdanig :(
23
Q

eig personages arthurromans

A
  • koning is GEEN protagonist
  • ridder v.d ronde tafel =held
  • vrouw wordt vereerd
24
Q

plot v.d Arthurromans

A
  • individuele gevenchten
  • queeste
25
plot v.d Karelromans
- massagevechten - feodale problemen
26
ridderideaal / moreel v.d Arthurromans
WEES HOOFS!!
27
ridderideaal / moreel v.d Karelromans
wees touw aan leenheer en god (feodaliteit)
28
vb Karelroman en Arthurroman
Karelroman: Karel ende Elegast Arthurroman: Walewein
29
welke ridderromans heb je nog (buiten karel en arhtur) (2)
- klassieke romans - oosterse romans
30
welke symbolische kleuren heb je (2)
rood= meestal duivel! -> staat voor zonde en geweld groen = hoop
31
welke symbolische getallen heb je (4)
- 2 -> aardse getal (v.d duivel) - 3 -> goddelijk getal (v.d goddelijke Drie-eenheid - 5 -> staat voor Maria (heeft ook 5 letters) - 7 -> staat voor heel lange periode
32
wat is Het godsgericht
een rechtsprocedure waarmee de wil van een god wordt vastgesteld (bv door een tweegevecht -> God bepaalt winnaar)
33
welke cirkelstructuur bevatten ridderromans
- Ordo - Manque - Queetse - Ordo
34
wat is Ordo
begin: een toestand van rust en vrede, de samenleving= ordelijk en beheersbaar eind: de rust en vrede worden herstelt
35
wat is de manque
een onverwachte gebeurtenis de de ordo verstoort
36
wat is de queeste
een zoektocht met als doel de wanorde die de manque veroorzaakt heeft op te vangen hierbij spelen wezens en hindernissen (meestal 3)een grote rol
37
wat is de waaier structuur
het wijst erop dat de queeste uit 3 delen bestaat = **de driedelige ruiltocht** -> waaier opent en sluit
38
eigenschappen proloog
=> mabruh - **probeert aandacht van luisteraar te trekken** (dit is zo'n spannend verhaal!!) - legt de **nadruk op de moeite** dat het heeft gekost om het verhaal te schrijven - **maakt reclame voor zijn verhaal**: benadrukt hoe speciaal het verhaal is - **uitleg over het verhaal**: zegt waarom het geschreven werd - **een hogere instantie (god)** wordt aangeroepen om het verhaal te helpen vertellen - **bron vermelden**
39
wat zijn topoi
elementen
40
wat is de oorspronkelijke betekenis van legendes
religieuze levensverhalen van bv Maria
41
wat is de hedendaagse betekentis van legendes
verhalen die als waargebeurt worden doorverteld, maar waar eig geen wetenschappelijk bewijs van is
42
wat is een sage
Een sage is een volksverhaal dat een historische kern combineert met bovennatuurlijke elementen en vaak een lokale waarschuwing of verklaring biedt.
43
wat zijn mythes
mythes gaan meestal over belevenissen van goden, bovennatuurlijke wezens of helden
44
is walewein OG een Middelnederlandse roman
Ja, de auteur zegt dat hij het geschreven heeft
45
wie is de auteur van walewein + wanneer
Penninc + Vostaert walewein is van 1250
46
slaan (mep) en slagen (lukken) in de verleden tijd
slaan (mep) = sloeg / geslagen slagen (lukken)= slaagde / geslaagd
47
te meer en temeer verschil
te meer = daarboven op temeer= vooral, omdat, daar
48
over het algemeen en in het algemeen verschil
over het algemeen = doorgaans/ meestal in het algemeen = zonder uitzonderingen
49
te wijten aan / te danken aan
te wijten aan= negatief te danken aan= positief
50
betekenis integraal
volledig
51
beteknis nefast
rampzaig
52
geen pijl op te trekken betekenis
men weet niet wat men er aan heeft
53
worden 'Latijnsachtige' voorvoegsels met of zonder koppelteken geschreven
in het algemeen zonder (bv: neo, vice, auto, pseudo), maar als er een klinker botsing of een hoofdletter => anti-Frans
54
Auteur + uitgave kerel ende elegants
1270 -> auteur anoniem