Frans pronoms relatifs Flashcards
Zin hebben in
Avoir envie de
Sparen voor iets
Épargner pour quelque chose
Praten over
Parler de
Verliefd zijn op iemand
Être amoureux de
Tevreden zijn met
Être content de
Zich schamen over
Avoir honte de
Denken aan iets
Penser à quelque chose
Met iemand in de bus zitten
Être avec quelqu’un dans le bus
Een voorkeur hebben voor iets
Avoir une préférence pour quelque chose
Met iemand reizen
Voyager avec quelqu’un
Op reis vertrekken met iemand
Partir en voyage avec quelqu’un
Lachen met
Rire de
Logeren in een hotel
Loger dans un hôtel
Zich bezig houden met/zorgen voor
S’occuper de
Niets begrijpen van
Ne comprendre rien à
Iets vragen aan iemand
Demander quelque chose à quelqu’un
Op een plaats zitten
Être assis à une place
Het hoofd bieden aan iets
Faire face à quelque chose
Discussiëren over
Discuter de
Overeenstemmen met/kloppen met iets
Correspondre à quelque chose
Langs een plaats passeren
Passer par un endroit
Verantwoordelijk zijn voor
Être responsable de
Dromen van
Rêver de
Gebruik maken van
Se servir de