Tentamen 3 Flashcards

1
Q

het middel Aciclovir remt de synthese van HSV DNA.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

lysozym is een enzym dat betrokken is bij de afbraak van peptideoglycaan. het leidt tot de afbraak van grampositieve bacteriën, zoals M. Luteus.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

E. Coli is een gramnegatieve bacterie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de co-stimulatie van T-cellen vindt voornamelijk plaats in de paracortex van de lymfeklier.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

PAMP’s komen niet alleen tot expressie op het oppervlak van pathogene micro-organismen, maar ook op het oppervlak van niet-pathogene micro-organismen.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

belangrijke effectorfuncties van IgG, dus functies die niet beter worden uitgevoerd door een ander immunoglobuline isotype:

A
  • neutralisatie van antigeen
  • opsonisatie
  • vergroten van de gevoeligheid voor killing door NK-cellen
  • activatie van het complementsysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

HLA klasse 1 komt in de mens het meest tot expressie.
HLA klasse 2 presenteert antigeen aan CD4+ T-cellen.
HLA klasse 1 + 2 komen tot expressie op B-cellen.
HLA klasse 1 + 2 komen codominant tot expressie.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vasculaire reactie van de ontstekingsreactie: verwijding van de vaten, vertraging bloedstroom en het uittreden van eiwitten en ontstekingscellen.

A

cellulaire reactie: leukocyt adhesie, transmigratie, chemotaxis, leukocyt activatie en fagocytose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voor een goede afweer tegen parasitaire wormen, zijn Th2 cellen het meest belangrijk.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

factoren die er in een bepaalde situatie voor zorgen dat IFN-gamma een pro- dan wel anti-inflammatoir effect heeft:

A
  • de concentratie van IFN-gamma
  • timing, dus op welk moment IFN-gamma aanwezig is
  • de cel waarop het effect wordt uitgeoefend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een verhoogde lichaamstemperatuur (> 39°C) speelt geen belangrijke rol bij het voorkomen van een infectie door een micro-organisme
waarmee iemand is gekoloniseerd.

A

Bij het beheersen van een lokale bacteriële infectie speelt het complementsysteem wel een belangrijke rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

E. coli bacteriën hechten slecht aan endotheelcellen van een hartklep.
De kans op een infectieuze endocarditis, veroorzaakt door E. coli is laag.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het beenmerg gaat door pro-inflammatoire cytokinen meer leukocyten produceren. verder zorgt het voor een verhoogde lichaamstemperatuur en een VERLAAGDE cardiac output.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De cellen die negatieve selectie ondergaan, zijn enkelpositieve thymocyten. Bij het proces van negatieve selectie spelen medullaire
epitheelcellen de meest belangrijke rol.

A

negatieve selectie van T-cellen vindt plaats nadat ze single-positief (SP) zijn geworden in de thymus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke mediatoren spelen een rol bij het ontstaan van endotheellekkage tijdens de acute ontstekingsreactie?

A
  • histamine en TNF-alpha
  • histamine is een belangrijke mediator, welke zorgt voor vasodilatatie en een verhoogde permeabiliteit van de bloedvaten, waardoor vocht en eiwitten uit de bloedbaan kunnen treden
  • TNF-alpha is een pro-inflammatoire cytokine welke onder andere de permeabiliteit van het bloedvat verhoogt, wat leidt tot lekkage van eiwitten en vocht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef van de onderstaande elementen aan of je die wel of juist niet in het pathologierapport bij de uitslag tuberculose
verwacht.

A
  • atypische cellen niet
  • meerkernige reuscellen van Langhans wel
  • granuloom wel
  • epitheloïde macrofagen wel
  • veel neutrofiele granulocyten niet
17
Q

koorts na een groot trauma komt relatief vaak voor. het is een fysiologische reactie van het lichaam op de ontsteking of het trauma zelf. deze koorts is vaak mild, gaat vanzelf weer over en behoeft geen behandeling.

18
Q

Bij een 72-jarige man bekend met COPD wordt een infectie met nontuberculeuze mycobacteriën (NTM) vastgesteld.
Welke infectie is het meest waarschijnlijk?

A

een pneumonie

19
Q

bacteriële verwekker van diarree. welke verwekkers van diarree zijn bacterieel?

A
  • Salmonella species
  • Shigella
  • Campylobacter
  • Yersinia
  • Clostridium difficile
  • E. Coli
20
Q

rhinovirus veroorzaakt meestal een ‘gewone’ verkoudheid.
groep A streprokok kan roodvonk veroorzaken.
adenovirus kan keelpijn, koorts en een huiduitslag geven.

21
Q

bij bacteriële meningitis, liquor beeld:

A
  • verhoogd aantal cellen (leukocyten)
  • verlaagd glucose (< 2 mmol/L)
  • verhoogd eiwit
22
Q

HBV en HCV zijn beide non-cytopatische virussen die kunnen leiden tot het ontstaan van hepatocellulair carcinoom door een chronische
immuunreactie met weefselschade en aanhoudende weefselregeneratie als gevolg, wat weer kan leiden tot lever cirrose en stapeling
van mutaties met als gevolg maligne transformatie.

23
Q

Je bent reumatoloog in een ziekenhuis midden in het stadscentrum en besluit een 53-jarige patiënt te gaan behandelen met infliximab (anti-
TNF).
Om te controleren of dit veilig kan wil je weten of de patiënt in aanraking is geweest met het hepatitis B virus, en daarom vraag je
virologisch onderzoek aan.
1. Welke drie testen moet je aanvragen?

A
  • anti-HBc
  • HBsAg
  • anti-HBs
24
Q

De aanvoer van antigenen in de milt gebeurt via het bloed . De antigenen komen dan aan in de rode pulpa. Wanneer de rode en de witte
pulpa met elkaar wordt vergeleken, vinden we de grootste hoeveelheden macrofagen in de rode pulpa.

25
Q

Welke twee eiwitketens zijn wel aanwezig in secretoir IgA, maar niet in IgA dat in serum aanwezig is?

A
  • J-keten
  • secretoire component
26
Q

resistentie bacteristam van tuberculose zie je vooral in landen met een hoge prevalentie.

27
Q

Zet de volgende hoofdgroepen in de juiste volgorde (van onrijp naar rijp) op basis van de (on)rijpheid van de cel waaruit
deze tumoren ontstaan,

A
  • acute lymfatische leukemie
  • Non-Hodgkin lymfoom
  • multipel myeloom
28
Q

Noem vier verschillende verwekkers die faryngitis kunnen veroorzaken.

A
  • viraal: rhinovirus, HIV, EBV
  • bacterieel: streptokokken groep A, streptokokken groep G, Corynebacterium, diptheriae, neiseria, gonorrhoeae