HC 5.1: Een HIV-patiënt met een opportunistische infectie Flashcards

1
Q

je kan geen HIV krijgen van zoenen met iemand die HIV positief is. het kan niet via speeksel overgedragen worden.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

als mensen starten met therapie op het moment dat hun immuunsysteem nog niet is aangetast door HIV, dan hebben we dezelfde levensverwachting als iemand zonder HIV.
mensne met HIV hebben dus gewoon een adequate levensverwachting.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vanaf 1984 begon men met het zoeken naar een therapie voor HIV/AIDS. het begon met 1 middel. uiteindelijk kwam er een middel bij, maar uiteindelijk werden het drie middelen.
mensen moesten toen soms wel 15 pillen per dag slikken, omdat al die verschillende middelen middels verschillende pillen moesten worden ingenomen.
uiteindelijk werden die middelen samengevoegd in 1 pil en kunnen mensen tegenwoordig dus met 1 pil per dag.
je hebt ook opties voor injecties met de middelen. die moeten nu nog om de 3 maanden gegeven worden en ze zijn vrij pijnlijk, dus niet voor iedereen geschikt.
maar in de toekomst gaan we misschien naar het beleid/kunnen mensen kiezen voor het beleid dat mensen met HIV 1 keer per 6 maanden op controle komen in het ziekenhuis en dan tegelijk hun injecties krijgen en dan pas weer na een half jaar hoeven terug te komen.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

door de HIV-therapie zien we de laatste jaren wereldwijd een afname van het aantal nieuwe HIV-infecties en het daalt gelukkig nog steeds.
maar nog steeds zijn er meer dan een miljoen nieuwe HIV-infecties per jaar.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

patiënten die behandeld worden voor HIV, hebben geen virus meer in hun bloed. het virus is dus ondetecteerbaar.
en als het virus ondetecteerbaar is in het bloed, dan kan je het ook niet overdragen.
Undetectable = Untransmittable
U=U

A

in het nederlands
Niet meetbaar = Niet overdraagbaar, N=N
of
Ondetecteerbaar = Onbesmettelijk, O=O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dus als iemand met HIV adequaat behandeld wordt, kan je het niet overdragen aan iemand anders.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

als je als moeder adequaat behandeld wordt en de pillen goed slikt, kan je het niet overdragen naar je kind.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

er zijn nog steeds ongeveer 38 miljoen mensen wereldwijd geïnfecteerd met HIV.

A
  • in het Westen zien we de infectie vooral bij mannen die seks hebben met mannen
  • in het Westen zien we het ook bij mensen die hetero zijn
  • wereldwijd zien we het vooral bij heteroseksuele mensen
  • er zijn meer vrouwen geïnfecteerd dan mannen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

in Nl hebben we een monitoring report waarin we bijhouden hoeveel mensen geïnfecteerd zijn met HIV, wat voor behandelingen ze gebruiken, enzovoorts..

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

HIV in Nederland:

A
  • in Nederland zijn er ongeveer 22.000 mensen die HIV geïnfecteerd zijn.
  • en er is een kleine 1500 mensen waarvan we verwachten dat ze ook geïnfecteerd zijn, maar die het zelf niet weten en anderen ook niet.
  • van de groep in Nl is ongeveer 62% mannen die seks hebben met mannen
  • 18% is andere mannen
  • 19% is vrouwen
  • 1% is transpersonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

er zijn jaarlijks ongeveer 400 nieuwe infecties in Nl.
ongeveer de helft daarvan presenteert zich pas laat, dus in een later stadium. wanneer het immuunsysteem dus al kapot is en ze een oppurtunistische infectie hebben.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

HIV/AIDS pathogenese/verspreiding van HIV:

A
  • HIV bevindt zich in mucosale oppervlakten (o.a. vaginaal en anaal slijmvlies)
  • op die oppervlakten zitten dendritische cellen en die pikken dat virus van de mucosa op en brengen dat naar de regionale lymfeklieren
  • en in die lymfeklieren weet het virus te ontsnappen van het immuunsysteem
  • daar kan het dus repliceren en zo kan het uiteindelijk vanuit de lymfeklieren in de bloedbaan terecht komen
  • en daarna vindt er dus verspreiding door het hele lichaam plaats
  • dat hele proces duurt ongeveer 48-72 uur (dus voordat het virus in de bloedbaan terecht komt)
  • daarom na een accident waarbij mogelijk overdraging is geweest van HIV (omdat iemand bv. onveilige seks heeft gehad met iemand met HIV) dan moet diegene binnen 48-72 uur starten met anti-HIV profylaxe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

in elke stap van de ontwikkeling van het virus in het lichaam, zijn er middelen die daarop kunnen aangrijpen.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

in de eerste weken na infectie, zie je een enorme piek aan virus in het bloed. uiteindelijk stijgt iets later het aantal antistoffen in het bloed en dan wordt de HIV test dus positief.
en in die eerste weken zien we bij sommige mensen (de helft) een griepachtig/viraal beeld, vergrote lymfeklieren, keelpijn, huiduitslag. bij de andere helft helemaal niet.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

belangrijke termen bij HIV/AIDS behandeling:

A
  • ART: AntiRetrovirale Therapie
  • cART: Combinatie AntiRetrovirale Therapie
  • HAART: Highly Active AntiRetrovirale Therapy
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly