HC 5.2: COVID-19: afweer en besmettelijkheid Flashcards
1
Q
belangrijk rondom infectieziekten:
A
- tijdige herkenning en detectie
- snelle communicatie/regionale samenwerking
- ontwikkelen en implementatie van maatregelen
- vetrouwen en samenwerking tussen professionals en samenleving
2
Q
coronavirus:
A
- een RNA virus met een envelop
- een positief enkelstrengs RNA
- het heeft een behoorlijk groot RNA genoom
3
Q
verschillende soorten coronavirussen:
A
- seizoensgebonden coronavirussen (OC43, HKU1, NL63, E229): mensen krijgen daar over het algemeen milde verkoudheidsklachten van. deze virussen circuleren al ontzettend lang en geven dus bij gezonde mensen niet heel veel klachten.
- MERS- CoV: komt van dromedarissen
- SARS-CoV
- SARS-CoV-2: de menselijke coronavirussen die we op dit moment hebben
4
Q
wat voor vragen stelt men, bv aan het begin van de CORONA pandemie in 2020?
A
- wat is de oorzaak?
- hoe kunnen we het detecteren?
- waar komt het vandaan?
- hoe ver is het verspreid?
- hoe ernstig is de ziekte?
- is het besmettelijk?
- zijn mensen (deels) beschermd?
- hoe is het te stoppen?
5
Q
verschil tussen SARS-CoV-2 en COVID-19:
A
- SARS-CoV-2: Severe Acute Respiratory Syndrome Coronavirus type 2
- COVID-19: is de naam van de ziekte die kan worden veroorzaakt door het SARS-CoV-2 virus
6
Q
hoe kan je een virus detecteren wat een nieuw virus is?
A
- elektronenmicroscoop
- kweken (en eventueel kleuren met immunofluorescentie)
- NGS, Next Generatior Sequencing
7
Q
de essentie:
A
- (die vragen die aan het begin staan) gelijkende vragen bij een nieuwe virus uitbraak
- diagnostiek belangrijk voor identificatie en begrijpen virus karakteristieken
- besmettelijkheid van en immuniteit voor SARS-CoV-2 wordt door verschillende factoren bepaald
- viral behandeling en escape
8
Q
A