H15.7 Flashcards

1
Q

Bij hartfalen

A

HMV is onvoldoende om te voorzien in metabole behoefte van weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Oorzaak hartfalen primair of secundair

A

Primair: myocardinfarct, klepafwijking
Secundair: hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Acute situatie

A
  • Hart functioneert niet goed
  • Er moet acuut iets gebeuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Chronische situatie

A
  • Kortademigheid
  • Veneuze stuwing
  • Oedeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Forward failure

A

Arteriële ondervulling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Backward failure

A

Veneuze ondervulling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Neurohumorale activatie

A
  • Acuut
  • Niet voor lange termijn vanwege remodelling

Hypertrofie van cardiomyocyten en fibrosering vaatwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Alfa-receptoren

A
  • In bloedvaten
  • Constrictie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beta-receptoren

A
  • In hart
  • Bij stimulatie zorgen voor een stijging HF en contractiliteit hart
  • Ook verhoging renine concentratie (water- en zoutretentie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Lange termijn x beta-receptoren

A
  • Hypertrofie
  • Ischemie
  • Ritmestoornissen
  • Downregulatie: dichtheid beta-receptoren nemen af waardoor het effect bij stimulatie vermindert
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Neurohumorale activatie

A
  • Hormoonspiegels zijn hoog
  • Sympathicus (nor)adrenaline
  • RAAS
  • Vasopressine ADH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Middelen kortdurend voor acute situatie

A
  • Intraveneuze nitraten/lisdiuretica
  • Dopamine
  • Dobutamine
  • Fosfodiësteraseremmer (milrinon)
  • Calcium sensitizer (levosimendan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Intraveneuze nitraten/lisdiuretica

A
  • Sympatomatolische behandeling
  • Meer zout- en wateruitscheiding door directe ontlasting hart
  • Nitraten zorgen voor acute vasodilatatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dopamine

Hoge dosering

Hele hoge dosering

A
  • In bepaalde zenuwuiteinden in noradrenaline omzetten
  • Bindt aan dopaminereceptoren en vasodilatatie & natriurese

Hoge dosering geeft stimulatie van betareceptoren waardoor vasodilatatie en verhoogde hartactiviteit optreden

Kan ook alfa-1-receptor stimuleren wat zorgt voor vasoconstrictie

DUSL zo doseren dat je D- en beta-receptoren stimuleert, maar niet alfa-receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dobutamine

A
  • Stimulatie hart
  • Langdurige sympathische stimulatie zorgt voor verlaging van dichtheid van betareceptoren (downregulatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fosfodiësterasremmer (mulrinon)

A
  • cAMP blijft
  • Positief inotroop effect en chronotroop
17
Q

Calcium sensitizer (levosimendan)

A
  • Hart reageert door deze stof nog beter op calcium waardoor positief inotrope en chronotrope effecten
  • Na de receptoren waardoor er geen nadelig effect is van downregulatie
  • Verhoogde mortaliteit bij langdurig gebruik
18
Q

Medicatie chronisch hartfalen

A
  • Diuretica (furosemide, bumetanide, hydrochloorthiazide, chloortalidon)
  • ACE-remmers (captopril, enalapril)
  • Beta-receptor antagonisten (metoprolol, carvedilol, bisoprolol
  • Na/K ATPase remmers (digoxine)
  • Aldosteron receptor antagonisten (spironolacton, eplerenon)
19
Q

Diuretica (furosemide, bumetanide, hydrochloorthiazide, chloortalidon)

A
  • Symptomatische behandeling, doet niks met hart en vaten
  • Grijpen met name in op nieren en zorgen dat natrium en vocht kwijtraken
  • Hypokaliëmie is bijwerking

Dus kaliumsparend diureticum geven

20
Q

ACE-remmers (captopril, enalapril)

A
  • ACE-remmers verlagen mortaliteit en remmen cardiale remodelling
  • Gecombineerd of vervangen door AT1 receptor antagonisten of renineremmers
  • Onvoorspelbare reactie, want diuretica activeert RAAS en mensen met diuretica zullen heel gevoelig zijn voor RAAS-blokkers -> BD daling, hoesten, angio-oedeem
21
Q

Beta-receptor antagonisten (metoprolol, carvedilol, bisoprolol)

A
  • Betablokkers verlagen mortaliteit en verbeteren ejectiefractie
  • Werken anti-aritmisch door negatief chronotroop effect
  • Kleinere doorbloeding coronaire vaatbed
22
Q

Betablokkers opletten

A
  • Aantal baroreceptoren neemt
  • Betere dichtheid toename; gunstig in acute situaties
23
Q

Na/K ATPase remmers - digoxine

A
  • Hartglycoside uit vingerhoedskruid welke Na/K ATPase remt waardoor de natrium uitstroom daalt en intracellulaire toeneemt
  • Remt NCC, meer calcium beschikbaar
  • Positief inotroop
  • Stimulerende werking op vagale tonus
  • Remmende werking sympathicus (noradrenaline daalt)
  • Nauwe range
24
Q

Bijwerkingen digoxine

A
  • Overlijden (aritmie)
  • Misselijkheid
  • Braken
  • Geel zien
25
Q

Aldosteron receptor antagonisten (spironolacton, eplerenon)

A
  • MR blokkers
  • Aldosteron zorgt in de nier voor vasthouden van water en zout en werkt mee aan remodellering
  • Eplerenon is selectiever dan spironolacton dus minder bijwerkingen
  • Spironolacton zorgt voor reductie sterfte bij ernstig hartfalen
  • Eplerenon zorgt voor reductie sterfte na MI
  • Risico op hyperkaliëmie
26
Q

Hyperkaliëmie

A

Veroorzaakt doordat oudere mensen vaak al een verlaagd aldosteron hebben en de MR nu ook nog geblokkeerd wordt

27
Q

Kans op hyperkaliëmie groter door

A
  • Ouder
  • Nierfunctiestoornissen
  • Co-medicatie
  • RAS- en betablokkers
28
Q

Risico hyperkaliëmie

A

Aritmieën

29
Q

Finerone

A
  • MR
  • Geen hyperkaliëmie
30
Q

Kaliumbinders (patiromer, natrium zirconium cyclosilicaat)

A

Maagdarmkanaal voorkomen dat kalium wordt opgenomen