H14.6 Flashcards

1
Q

Waar leidt hypertensie eerder tot?

A

Beroertes, daarna pas hartinfarcten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Therapie hypertensie

A
  • Leefstijlaanpassingen
  • Antihypertensieve medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer hypertensie?

A

Als de systolische bloeddruk hoger is dan 140 mmHg of de diastolische bloeddruk hoger dan 90mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer geïsoleerde systolische hypertensie?

Hoe?

A

Als alleen systolische bloeddruk te hoog is

Elasticiteit van de vaten neemt af

Bij ouderen, want elastine neemt af en collageen neemt toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Primaire hypertensie

A
  • Vaak voorkomende
  • Oorzaak onbeked
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Secundaire hypertensie

A
  • Slechts in 10% van de gevallen
  • Diverse oorzaken (onderliggende ziektebeelden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Combinatie bij primaire hypertensie

A
  • Erfelijke factoren
  • Factoren van buitenaf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leeftijd primaire hypertensie

A
  • 30-50
  • Voorafgegaan door pre-hypertensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Complicaties primaire hypertensie

A
  • Cardiaal
  • Cerebrovasculair
  • Renaal
  • Grote vaten aangedaan
  • Maligniteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zou eigenlijk zo moeten zijn bij hypertensie?

A

Sympathicus en RAAS moeten onderdrukt zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hypertensinogene factoren

A
  • Laag geboortegewicht
  • Leeftijd
  • Obesitas
  • Insulineresistentie
  • Zoutinname
  • Overmatig alcoholgebruik
  • Stress
  • Lage kaliuminname
  • Etniciteit
  • NIET ROKEN
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is roken geen risicofactor?

A

Mensen zijn slanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe zit het met stress?

A

Kan bijdragen aan hypertensie, maar is geen essentiële factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Door wat wordt BD bepaald?

A
  • Hartminuutvolume (HMV)
  • Perifere weerstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Door wat wordt HMV bepaald?

A
  • Slagvolume
  • HF
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarvan is er sprake bij alle vormen van hypertensie?

A

Verhoogde vaatweerstand (door afwezigheid renale vaatverwijders) terwijl het HMV wel genormaliseerd is

> 30 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bij beginnende hypertensie

A

HMV ook verhoogd en natuurlijk ook vaatweerstand verhoogd

<30 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is belangrijk bij regulatie van BD?

A

Sympathische activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Sympathische activiteit

A
  • Toename perifere weerstand
  • Toename HMV
  • Toename veneuze return
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Gevolg dat nieren worden gestimuleerd door sympathische zenuwstelsel? (door renine)

A
  • Ang2 wordt gevormd
  • Toename perifere vaatweerstand
  • Maar ook toename aldosteron
  • Aldosteron zorgt voor meer natriumretentie waardoor circulerende bloedvolume groter wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Functie aldosteron

A
  • Natriumretentie
  • Circulerende bloedvolume wordt groter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Functie baroreceptoren

A
  • Via centrale zenuwstelsel zorgen voor afname van sympathische activiteit
  • Renine afgifte daalt
  • Minder natriumretentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

GWAS, Genome Wide Association Studies

A

Toegepast om nieuwe bloeddruk loci te ontdekken op de genen

24
Q

Oorzaken secundaire hypertensie

A
  • Parenchymateuze nierziekten
  • Vasculair
  • Endocrien
  • Slaap apneu syndroom (OSAS)
  • Zwangerschap
  • Dieet, recreatieve middelen (drop, cocaïne)
  • Iatrogeen
  • Monogenetisch
  • Neurogeen
25
Q

Vasculair

A
  • Nierarteriestenose (renovasculair)
  • Coarctatio aortae
26
Q

Endocrien

A
  • Primair hyperaldosteronisme
  • Feochromocytoom (tumor bijnier adrenaline)
  • Hypercortisolisme (cushing)
  • Hyper- of hypothyreoïdie
  • Acromegalie
27
Q

Iatrogeen

A
  • Corticosteroïden
  • Cyclosporine
  • Angiogenese remmers
28
Q

Monogenetisch

A
  • Syndroom van Liddle
  • Syndroom van Gordon
  • Apparent mineralocorticoid excess
  • Glucocorticoïd onderdrukbaar hyperaldosteronisme
29
Q

Wanneer is de kans op primaire hypertensie te klein en ga je dus over op secundaire hypertensie?

A
  • Negatieve familieanamnese
  • Iatrogene factoren
  • Hypertensie voor 20e of na 50e
  • Plots verergert
  • Kenmerkende symptomatologie
  • Afwijkingen bij LO of routine labonderzoek (creatinine, kalium, urine)
  • Hypertensieve crisis
  • Therapieresistent
30
Q

OSAS

A
  • Veel voor, met name bij mannen
  • Verhoogd de kans op hypertensie, HVZ en DM
  • Tijdens slapen minimaal 15x per uur ademstilstand (apneu) en dus overdag slaperig
31
Q

Hoe apneus?

A

Obstructie van bovenste luchtweg doordat de tong bij het ontspannen in de keel zakt

32
Q

Gevolg kortdurende apneu

A
  • Hypoxemie
  • Sympathicus activiteit neemt toe
  • Sneller ademen
  • BD stijgt
33
Q

Symptomen OSAS

A
  • Snurken
  • Onrustig slapen
  • Transpireren
  • Nycturie
  • Slaperig overdag
  • Hoofdpijn
  • Concentratie- en geheugenzwakte
  • Verminderd lipido
34
Q

LO bij OSAS

A
  • Hypertensie
  • Obesitas
  • Vergrote amandelen
  • Verdikte huig
35
Q

Aanvullend onderzoek OSAS

A
  • Linkerventrikelhypertrofie (LVH)
  • Ritmestoornissen
  • Geen nachtelijke BD daling
36
Q

Behandeling OSAS

A
  • Operatief huig of amandelen verwijderen
  • Tijdens slaap positieve druk aanbrengen met neusmasker (CPAP)
37
Q

Wat kan de patiënt zelf doen bij OSAS?

A
  • Gewichtsreductie
  • Alcoholgebruik verminderen
  • Op zij slapen i.p.v. rug
38
Q

Waarom leidt NI tot hypertensie?

A

Onvermogen van de nier om bij een normale BD voldoende natrium en water uit te scheiden (gestoorde druk natriurese)

39
Q

Hoe diagnose NI stellen?

A
  • Serumcreatininegehalte
  • Analyse van urinesediment
  • Aanwezigheid van proteïnurie
  • Echo nieren
40
Q

Oorzaken NI

A
  • Infectie
  • Erfelijke factoren
  • Immunologisch
  • Intoxicatie
  • Afvloedbelemmering
41
Q

Pathofysiologie van renale hypertensie

Reflex

A
  • Natriumexcretie neemt af
  • Extracellulair plasma volume neemt toe
  • HMV neemt ook toe
  • BD stijgt
  • Autoregulatie zal zorgen voor verhoogde vaatweerstand
  • Hogere BD

Reflex:
HMV zal weer normaliseren. Afwezigheid van renale vaatverwijders stimuleert deze reflex door vaatweerstand te verhogen

42
Q

Renovasculaire hypertensie (RVHT)

A

Hypertensie door verminderde perfusie van een of beide nieren

43
Q

Hoe RVHT?

A

Stenose van een of meerdere nierslagaderen

44
Q

Gevolg RVHT?

A

Nier gaat meer renine produceren om te zorgen dat de BD in de nier hoger wordt d.m.v. efferente constrictie

Renine heeft overal effect waardoor de BD in het gehele lichaam zal stijgen

45
Q

Oorzaken nierarteriestenose

A
  • Atherosclerose
  • Fibromusculaire dysplasie
  • Artritis
46
Q

Atherosclerose

A
  • Ouderen
  • Stenose bij de origo van de nierarterie
  • Stent plaatsen
47
Q

Fibromusculaire dysplasie

A
  • Jongeren en vrouwen
  • Aneurysmatische verwijding gevolgd door vernauwing verderop in de nierarterie
  • Nierarterie ziet eruit als kralensnoer
  • Ballon arteriewand dilateren
48
Q

Artritis

A

Compressie van nierarterie door extrinsieke laesies

49
Q

Pathofysiologie RVHT

A
  • Intrarenale druk neemt af
  • Nieren gaan meer renine en ang2 produceren
  • Natriumreabsorptie toenemen
  • Ang2 zorgt voor vasoconstrictie van efferente arteriolus, verhoging sympathicustonus, afgifte aldosteron en verhoging BD
  • Renine en ang2 in bloedbaan dus de rest van het lichaam EN andere nier bereiken
  • Natriumreabsorptie stijgt
  • Natriumexcretie daalt
  • BD stijgt
50
Q

Functie ang2

A
  • Vasoconstrictie van efferente arteriolus
  • Verhoging sympathicustonus
  • Afgifte aldosteron en verhoging BD
51
Q

Hoe vaststellen of de nier die achter de stenose ligt meer renine produceert?

A

Niervene reninebemonstering

-> Katheter in vene en slagader om vast te stellen hoeveel renine er geproduceerd wordt

52
Q

Waar wordt aldosteron gemaakt?

Functie aldosteron?

(hyperaldosteronisme)

A

In schors van bijnieren in de zona glomerulosa

Activeert via mineralcorticoid receptor de natrium transporter waardoor er meer natrium vanuit het lumen gereabsorbeerd wordt in ruil voor kalium (ENaC)

53
Q

Hyperaldosteronisme

A

Hypertensie met:
- Laag kaliumgehalte (hypokaliëmie)
- Spierzwakte
- Polyurie
- Metabole alkalose
- Renine concentratie is laag

54
Q

Hoe zorg je ervoor dat cortisol niet bindt aan MR?

A

Cortisol inactiveren tot cortisone in de zona fasciculata

55
Q

Gevolg als cortisol wel bindt

A

Via hetzelfde mechanisme als bij aldosteron zal BD stijgen

56
Q

Functie glycyrrhetinezuur

A

Zorgt ervoor dat inactivering van cortisol niet meer werkt

57
Q

Drophypertensie

A
  • Zowel aldosteron als renine gehalte laag
  • Effect binnen enkele weken bij gebruik van 10-15 gram drop per dag
  • Vrouwen > mannen