ZO4. Atherosclerose Flashcards

1
Q

TC/HDL ratio

A

totaal plasma cholesterol/HDL cholesterol; hoe hoger deze ratio hoe groter het risico op atherosclerose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

plaques

A

hebben bijna altijd een fibreuze kap en ontstaan altijd in de intima laag van de arteriewand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

excentrische plaque

A

er is nog een gedeelte van de zijkant van het vat zonder plaque

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

concentrische plaque

A

de plaque bevindt zich geheel rondom de doorgang van het bloedvat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

3 stadia atherogenese

A
  1. fatty streak
  2. fibreuse plaque
  3. gecompliceerde laesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

fatty streak

A

ophoping cholesterol esters
- lipiden nog intracellulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

fibreuse plaque

A

ontstaat uit een fatty streak, ophoping cholesterol gaat door > lipid core omgeven door stevige kap = atheroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gecompliceerde laesie

A

fibreuze cap wordt door macrofagen en T-lymfocyten aangetast > plaque instabiel doordat kap dun wordt > scheuren > stolsel > bloedvat afgesloten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

atherosclerose in preparaten herkennen

A

letten op verdikte (gele/witte) gebieden, ulceratie, dikte van de wand en doorsnede van het vat
- plekken rond de ostia zijn het meest kwetsbaar
- als lambina elastica interna niet meer zichtbaar is met kleuring voor elastische vezels > vergevorderd stadium atherogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe verlaat cholesterol het lichaam?

A

via gal of afstoting van cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bijdrage atherogenese

A

IDL en LDL sterk, VLDL soms, chylomicronen niet, HDL is beschermend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

VLDL

A

vervoer triglyceriden en cholesterol vanuit de lever naar elders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

chylomicronen

A

vervoer van cholesterol uit de voeding naar de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

IDL

A

ontstaat in de circulatie uit VLDL door verwijdering triglyceriden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

LDL

A

ontstaat in de circulatie uit IDL, vervoert cholesterol naar weefsels en bloedvaten; kan cellaag passeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

HDL

A

neemt cholesterol weer op uit weefsels en bloedvaten; kunnen endotheellaag passeren

17
Q

normaal cholesterol

A

5 mmol/L

18
Q

Hyperlipidemie bevordert atherosclerose omdat

A
  • meer LDL kan infiltreren in de vaatwand
  • Er kan meer oxidatieve modificatie plaatsvinden
  • Minder relaxatie van de vaatwand
19
Q

Regressie atherosclerose

A

cholesterolesters kunnen worden gehydrolyseerd tot cholesterol> via eiwit ABCA1 uit de foamcel met fosfolipiden gepompt worden > HDL brengt cholesterol terug naar lever

20
Q

ziekte van Tangier

A

mechanisme van cholesterol terugkeer naar lever werkt niet goed door te weinig HDL > stapeling cholesterol in vaatwand

21
Q

culprit lesion

A

instabiele plaque met dunne fibreuze kap met duidelijke infiltratie van ontstekingscellen, proliferatie van gladde spiercellen en een te grote lipid core > vaak geen sprake van vernauwing lumen

22
Q

ontsteking plaque

A

in plaque enzymen, worden metalloproteinases aangemaakt die extracellulaire eiwitten afbreken > fibreuze kap zwakker > ruptuur makkelijker = plaque instabiliteit

23
Q

cholesterolsynthese remmers

A

statines

24
Q

cholesterolresorptieremmers

A

plantensterolen, ezetimibe en colestyramine

25
Q

statines

A

kunnen maag- en darmklachten en spierpijn veroorzaken

26
Q

plantensterolen

A

vaak toegevoegd aan halvarine of zuivelproducten

27
Q

ezetimibe

A

remt cholesterol transport in de darm

28
Q

colestyramine

A

galzuurbindende hars, dat de glazuur heropname in distale darm remt, kan darmklachten veroorzaken