ZO1. Hemostase en trombose Flashcards
soorten trombose
arteriele: komt voor in arteriën, gevolg kan hartinfarct zijn
veneuze: trombose been
verwonding
trombocyten hechten aan collageen in subendotheel > secretie ADP en TXA2 en expositie fosfolipiden > primaire plaatjes plug
- extrensieke stolling zorgt voor activatie stollingsfactoren, gevolgd door vorming fibrine
fibrine
vormt een soort draadjes netwerk > stabilisatie plaatjes plug en versteviging stolsel
verstoring hemostatische balans
er kan een veneuze of arteriële thrombus ontstaan
- kan leiden tot hemorragische diathese en thrombotische diathese
arteriele thrombus
meestal occulsief, grijs-wit van kleur en bevat veel trombocyten en fibrine
veneuze thrombus
altijd occulsief, rode kleur en bevat veel erythrocyen
Waar bestaat thrombus uit direct na ontstaan
fibrine, trombocyten, bloedcellen
verschil stolsel en trombus
stolsel is loszittend, geen ingroei van fibtroblasten en geen gelaagdheid terug te vinden in structuur
trombus kan occulsief zijn
3 eindsituaties occulsieve trombus
oplossing, embolisatie (dichtmaken bloedvat) en organisatie/rekanalisatie (doorgankelijk maken bloedvat)
afwijkingen stollingseiwitten waardoor de kans op trombose verhoogd
- factor V leiden mutatie
- protrombine gen variant
- proteine C deficientie/proteine S deficientie
- antitrombine deficientie
factor V Leiden mutatie
door mutatie verandering in factor V molecuul > verminderde gevoeligheid van geactiveerd factor V voor geactiveerd proteine C > teveel factor V blijft circuleren wat stolling bevordert
protrombine gen variant
door mutatie wordt protombine aangemaakt, stollings bevorderend
proteine C/proteine S deficientie
proteine C remt stolling door factor V en VIII te inactiveren, hiervoor is cofactor proteine S nodig.
- tekort = stollingsbevorderend
antitrombine deficientie
antitrombine remt de stolling door met name factor II en factor X te remmen, een tekort werkt stollingsbevorderend