Pompfunctiestoornissen: pathofysiologie Flashcards
cardiac output
HMV = HF x SV
bloeddruk
cardiac output x Rtot; in arteriolen meeste weerstand, dus drukverval het grootst
flow
bloeddruk x weerstand
ATP productie
afhankelijk van de zuurstofaanvoer
myoglobine
bindt zuurstof
bloeddruk zakt
baroreceptoren meten het > vuren minder > remmende invloed naar brein neemt af > sympaticus ingeschakeld en RAAS > hartfrequentie en slagvolume omhoog, en proberen perifere vaatweerstand omhoog
primaire oorzaak pompfalen
aandoening van myocard; myocarditis of myocardinfarct
secundaire oorzaak pompfalen
als gevolg van overbelasting hartspier; drukbelasting door hoge bloeddruk en volume belasting door bijvoorbeeld lekkende klep
aortaklepstenoe
druk LV neemt toe > ventrikel systolische druk stijgt door toename in weerstand en afname aorta systolische druk > afterload neemt toe, pompfunctie en slagvolume neemt af, maar ESC toe
afname slagvolume
preload neemt toe, afterload ook
als afterload stijgt
slagvolume zal nog meer dalen dus HMV ook > bloeddruk daalt
als hart minder bloed uitpompt
afterload neemt toe en straal ook > afterload zal beetje afnemen maar niet genoeg om bloeddrukdaling te voorkomen > autonoom zenuwstelsel geactiveerd
dalende bloeddruk
afterload stijgt
- stimulatie RAAS en sympaticus
- acetylcholine snel afgebroken dus noradrenaline voor stijging bloeddruk
b1 receptor
verantwoordelijk voor contractie
- noradrenaline bindt aan b1 receptor > cAMP
Wat zorgt voor contractiliteit
sympaticus