ZO2. Regulatie van de hartslag Flashcards

1
Q

SV

A

= EDV - ESV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarop berust het mechanisme waarop het hart het hartminuutvolume kan bijregelen op 2 basisprincipes

A
  • regulatie hartfrequentie: gereguleerd door vooral extrinsieke factoren (sym/para)
  • regulatie slagvolume
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

regulatie slagvolume

A

b1 adrenerge receptoren worden gestimuleerd via noradrenaline > toename in contractiliteit en hartslagfrequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

afname hartfrequentie

A

stimulatie M2 cholinerge receptoren via acetylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk effect is snelst waarneembaar?

A

parasympathicus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vagus tonus

A

balans tussen sympathische en parasympathische activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

inspanning

A

parasympathische activiteit neemt af en sympatische toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

acute verhoging bloeddruk

A

via de baroreceptoren wordt de sympatische activiteit gereduceerd en para verhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hypertensie

A

baroreceptoren wennen aan hogere bloeddruk en worden gereset
- verhoogde symp activiteit kan bijdragen aan verhoogde bloeddruk voornamelijk via verhoogde perifere arteriele vaatweerstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

doorsnijden nervus vagus (gezond)

A

hartfrequentie neemt toe door weinig parasymp activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

doorsnijden nervus vagus (hypertensie)

A

effect van toename hartfrequentie minder waarneembaar doordat para al weinig effect heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

valsalva manoevre

A

iemand ademt eerst flink in en houdt de adem vervolgens in > druk in de borst stijgt > verhoging bloeddruk in kleine circulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waar zorgt druk in de borst voor

A

bloed kan niet naar hart terugstromen > output neemt af > bloeddrukdaling
- vasoconstrictie probeert te compenseren, bloedstroom en cardiac output blijven laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

uitademen

A

cardiac output, slagvolume en hartfrequentie stijgt, na korte tijd worden deze waarden normaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

slagvolume

A

wordt bepaald door contractiliteit van de hartspier, grootte en snelheid van contractie is belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

preload

A

uitrekking van myocardspier voor contractie = EDV

17
Q

afterload

A

weerstand waartegen het ventrikel moet uitpompen

18
Q

contractiliteit

A

kan omschreven worden als de snelheid waarmee de intraventriculaire druk wordt opgebouwd

19
Q

toename in preload of contractiliteit

A

leidt in een gezond hart tot toename in slagvolume

20
Q

toename in afterload

A

leidt tot afname slagvolume

21
Q

slagwerk, stroke work

A

totale bloedvolume dat de ventrikel de aorta in pompt
- beinvloed door toename van afterload, maar wel minder

22
Q

ESD volume relatie

A

onafhankelijk van de preload of afterload
- door inspanning wordt toename in contractiliteit zowel extrinsiek als intrinsiek beinvloed

23
Q

verminderde linkerventrikelfunctie

A

door verlaagde contractiliteit; aan het eind van systole blijft er meer vloed in ventrikel achter > groter EDV (afterload)

24
Q

hartfalen

A

compensatie verminderde contractiliteit lukt niet > slagvolume te laag
- hartfrequentie neemt toe > cardiac output toch gehandhaafd