Regulatie perifere circulatie Flashcards

1
Q

perifere circulatie

A

om perifere weefsels van stoffen te voorzien om er voor te zorgen dat afvalstoffen worden afgevoerd, vooral geregeld op endotheelniveau in arteriolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

regulatie bloedflow per orgaan

A

neuraal: constrictie naarmate sympaticus meer wordt geactiveerd
lokaal: rek, behoefte, flow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

activatie sympaticus op arterien

A

vasoconstrictie, maar leidt niet sterk tot vergroting perifere weerstand = geleidingsvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

activatie sympaticus op arteriolen

A

veel vasoconstrictie > totale perifere weerstand neemt heel erg toe = weerstandsvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

activatie sympaticus op venen

A

venoconstrictie, cardiac output vergroting = capaciteitsvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar heeft sympaticus met name invloed op?

A

grotere arteriolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welk mechanisme is tussen grote en kleine arteriolen het belangrijkst?

A

myogeen mechanisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

metabool mechanisme

A

heeft bij het capillaire netwerk het grootste netwerk op vasodilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

autoregulatie

A

bloedflow wordt constant gehouden ondanks de verschillende bloeddrukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

autoregulatie bij bifurcatie

A

bloeddruk achter stenose daalt dus minder bloedtoevoer, ateriolen erachter zullen dilateren om dit te compenseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

grootste bijdrage totale vasculaire weerstand

A

arteriolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

atherosclerose

A

voornamelijk in proximale geleidingsvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vernauwing geleidingsvaten

A

nauwelijks effect op bloedflow voorbij stenose zolang arteriolen kunnen compenseren met dilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

chronische dilatatie

A

capaciteit tot extra flow verhoging bij toename O2 behoefte komt in gevaar > kan leiden tot ischemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

dense bodies

A

knooppunten intermediaire filamenten met alfa actines met actinedraden; tussen dense bodies myo- en actinefilamenten
- contractie: dense bodies dichter bij elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

contractie skeletspier

A

Ca bindt aan troponine C > tropomyosine opzij > myosinekop kan met actinedraad interactie aangaan

17
Q

contractie gladde spiercel

A

Ca bindt aan calmodulline > MLCK geactiveerd en fosforyleert MLC > myosinekop ondergaat conformatieverandering

18
Q

Hoe calciumconcentratie reguleren?

A

neurotransmitters via ligand gestuurde calciumkanalen, receptoren gebonden aan second messengers

19
Q

contractie vaten

A
  • sympatische stimulatie: noradrenaline of via second messengers
  • rek myogeen effect: vat opgerekt, neiging tot contractie > K kanalen dicht en membraanpotentiaal omhoog > depol, Ca omhoog
  • angiotensine II
  • ADP: thromboxaan (bloedverlies voorkomen)
20
Q

relaxatie vaten

A

metabool effect en ANP

21
Q

NO

A

verhoogt cGMP

22
Q

prostacycline

A

verhoogt cAMP

23
Q

EDHF

A

veroorzaakt hyperpolarisatie > Ca kanalen sluiten

24
Q

cAMP en cGMP

A

verlagen gevoeligheid MLCK

25
Q

indirecte werking intact endotheel

A

relaxatie via NO, prostacycline of EDHF, geactiveerd door acetylcholine, bradykinine of shear stress

26
Q

contractie via afgifte van endotheline

A

angiotensine II en vasopressine

27
Q

belangrijkste vasodilator

A

NO

28
Q

nitraten

A

NO donoren en daarmee onafhankelijk van eNOS synthese in endotheel

29
Q

endotheline

A

vasoconstrictor afgegeven door endotheel, kan intracellulair Ca verhogen

30
Q

Wanneer is flow-gemedieerde vasodilatatie verminderd?

A

diabetes, hypercholesterolemie, hypertensie, atherosclerose en rokers door beschadiging endotheel