Beslissen in de geneeskunde Flashcards

1
Q

diagnostiek

A

er wordt gekeken of op grond van anamnese of lichamelijk onderzoek voldoende kennis is verkregen om diagnose te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

behandeling

A

gekeken wat de beste is voor de patient en of er mogelijke contra-indicaties zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

opstellen beleid

A

houdt rekening met ernst, impact, prognose en beloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

beslissing vormen

A
  1. kennisverwerving uit verschillende bronnen
  2. samenbrengen en interpreteren van kennis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

klinische besliskunde

A

een methodologische discipline die beslissingen rond diagnostiek en therapie ondersteunt,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

fout negatief

A

ziekte is er wel, maar test zegt van niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

fout positief

A

ziekte is er niet, maar test zegt van wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beslissing, meer diagnostiek of behandeling?

A
  • relatief gewicht fout positief en fout-negatieve beslissing
  • behandeldrempel: ernstiger –> lager
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

angiogram

A

röntgenonderzoek waarbij we uw bloedvaten zichtbaar maken, invasief en belastend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

predictieregel

A

de score die iemand krijgt bij een scoreformulier voor elk kenmerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

renografie

A

een functieonderzoek van de nieren. Tijdens dit onderzoek krijgt u een kleine hoeveelheid licht radioactieve vloeistof in het bloed toegediend. Deze vloeistof wordt vanuit het bloed door de nieren opgenomen en via de urinewegen afgevoerd naar de blaas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

sensitiviteit

A

terecht positieve uitslagen = p (T+|D+)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

specificiteit

A

terecht negatieve uitslagen = p (T-|D-)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

post test odds

A

likelihood ratio x prior odds

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

prior odds

A

bepaald op basis van de priorkans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

odds

A

p/(1-p)

17
Q

likelihood ratio

A

aannemelijkheidsverhouding
- hoe hoger, hoe beter de test
- L=1, niet informatief

18
Q

LR voor positieve test

A

LR+ = p(T+|D+) / p(T+|D-) = sensitiviteit/(1-specificiteit)

19
Q

LR voor negatieve test

A

LR- = p(T-|D+)/p(T-|D-) = (1-sensitiviteit)/specificiteit