Hemodynamiek Flashcards
functies bloedvatenstelsel
transport voedingsstoffen en afbraakproductie, warmte transport, doorgeven krachten/druk, snelle chemische signalering
fysische kenmerken circulatiesysteem
gesloten systeem, goede verdeling over de organen, grote drukverschillen, pulserende vs continue flow, flexibele elastische buizen, bloed is heterogene vloeistof met visceuze eigenschappen, hoge perifere weerstand, bloedvolume ong 6 L
hoe kan bloed stromen
druk en vloeistofdruk
wet van pascal
vloeistof oefent even grote druk uit in alle richtingen, druk in horizontaal vlak is overal gelijk, druk neemt wel toe met diepte
P = p x g x h
flow
maat voor hoeveelheid vloeistof per tijdseenheid in m3/s
F = v x A
continuiteitsvergelijking
we gaan uit van een gesloten systeem zonder verliezen, flow in is even groot als flow uit
- volumestroom (flow) is constant
vat die opsplitst
net zo grote flow als de twee vaten opgeteld
als A van doorsnede vat toeneemt
v daalt, flow daalt
als doorsnede van vaten afneemt
stroomsnelheid neemt toe, heeft niks te maken met weerstand van de vaten
een hogere flow leidt tot
grotere snelheidsverandering en dus grotere drukdaling (wet van Bernoulli)
- p + 1/2pv^2 + p x g x h
dalende druk
zuigende werking
bloed
visceus en heeft laminair stromingsprofiel > bloed in midden stroomt het snelst
viscositeit
weerstand tegen het glijden wanneer lagen vloeistof tegen elkaar schuiven
waar is de concentratie erytrocyten lager
in een vertakking dan in de hoofdbaan
plasma-skimming effect
concentratie erytrocyten is lager in een vertakking dan in de hoofdbaan door laminaire stroming bloed
- geen geruis: laminair
- geruis: turbulent
turbulentie
treedt op bij nauwer worden van een vat, bij systole en inspanning
consequentie turbulentie
optreden vaatgeruis, vaat trilling voelbaar, energieverlies, beschadigingen vaatwand/bloedplaatjes, trombosevorming
bovendruk
systole
onderdruk
geruis is weg
getal van Reynolds
omgekeerd evenredig met viscositeit
- <2000= laminaire stroming
- > 3000 = turbulente stroming
er is alleen stroming
als er drukverschil is
gemiddelde druk wordt bepaald door
cardiac output en perifere weerstand
- voor de organen hoog
- na de organen laag
waar is drukverval het grootst
arteriolen, door wrijvingsverliezen
polsdruk
begin van het terugveren en het begin van uitzetten
pulsdruk
drukvariatie tussen systole en diastole op een plaats
bij inspanning
HF omhoog, gemiddelde pulsdruk gelijk
bij vaatvernauwing
gemiddelde druk stijgt, pulsdruk gelijk
bij aortaklepinsufficientie
gemiddelde druk en pulsdruk dalen