ZO3. Pathofysiologie van pompfunctiestoornissen Flashcards

1
Q

soorten pompfunctiestoornissen

A
  • ritme- en geleidingsstoornissen: er is iets mis met vorming/geleiding van een prikkel
  • primaire aandoeningen myocard: daling in contractiliteit > toename ESV en daling slagvolume
  • verstoorde belasting: druk-/volumebelasting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bradycardie

A

hartslag lager dan 50 slagen per minuut; langere diastolische duur en langere vullingstijd ventrikels > EDV neemt toe en slagvolume is vergroot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

tachycardie

A

hartslag hoger dan 100 slagen per minuut; hogere hartfrequentie > kortere diastolische duur en kortere vullingstijd ventrikels > EDV is verlaagd > SV vrkleind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

grote toename EDV in ventrikel

A

kan leiden tot daling slagvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aortaklepinsufficientie

A

volume belasting linker ventrikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

supraventriculaire tachycardie

A

ritmestoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

virale myocarditis

A

primaire aandoening van myocard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sinus bradycardie

A

ritmestoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

cor pulmonale

A

drukbelasting rechter ventrikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

mitraalklepstenose

A

ondervulling van LV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

pulmonaalklep stenose

A

drukbelasting RV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mitralis insufficientie

A

volumebelasting LV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

3e graads AV blokkade

A

geleidingsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

idiopathische cardiomyopathie

A

primaire aandoening myocard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hypertensie

A

drukbelasting LV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

myocardinfarct

A

primaire aandoening myocard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ventriculaire tachycardie

A

ritme en geleidingsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wolff-parkinson white syndroom

A

ritme en geleidingsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

ischemische cardiomyopathie

A

primaire aandoening myocard

20
Q

harttamponade

A

ondervulling

21
Q

restrictieve pericarditis

A

ondervulling

22
Q

falend hart

A

afterload overheerst preload (bij gezond andersom)

23
Q

Wanneer treden klachten op

A

wanneer het hart niet aan de metabole eisen van het lichaam kan voldoen

24
Q

acute adaptatiemechanismen

A

toename in eind-diastolisch volume, neurohumorale activiteit

25
Q

chronische adaptatiemechanismen

A

structurele dilatatie van ventrikel lumen, hypertrofie van ventrikelwand

26
Q

groter EDV leidt in gezond hart tot

A

groter slagvolume

27
Q

groter EDV leidt in ziek hart tot

A

behoud slagvolume, maar afterload neemt toe > hartspierfunctie na tijd overbelast

28
Q

activatie sympatisch zenuwstelsel

A

toename in contractiliteit via b1 adrenerge receptor. Vasoconstrictie arterieel vaatbed, R arteriolen neemt toe. Vasconstrictie veneus vaatbed > compilantie neemt af

29
Q

RAAS activatie

A

circulerend RAAS: toename circulerend bloedvolume
lokaal myocardiaal RAAS: hypertrofie en dilatatie hartspier

30
Q

Endotheline activatie

A

toename contractiekracht, vasoconstrictie arterieel en veneus vaatbed, hypertrofie ventrikel

31
Q

TNFalfa activatie

A

inflammatie

32
Q

atriaal natriuretisch peptide

A

natriurese en diurese, en vaatverwijding arterieel en veneus vaatbed

33
Q

preload

A

toename EDV en neurohumorale activiteit

34
Q

contractiliteit

A

toename neurohumorale activiteit en soms hypertrofie ventrikelwand

35
Q

afterload

A

toename ADV, neurohum act, structurele dilatatie ventrikellumen, hypertrofie ventrikelwand

36
Q

myocard vezel verkorting

A

toename EDV en neurohumorale activiteit

37
Q

EDV

A

toename EDV, neurohumorale activiteit, struc dilatatie ventrikellumen, hypertrofie ventrikelwand

38
Q

slagvolume

A

toename EDV, neurohumorale activiteit, struc dilatatie ventrikellumen, hypertrofie ventrikelwand

39
Q

hartfrequentie

A

toename neurohumorale activiteit

40
Q

perifere vaatweerstand

A

toename neurohumorale activiteit

41
Q

bloeddruk

A

toename EDV, neurohumorale activiteit, struc dilatatie ventrikellumen, hypertrofie ventrikelwand

42
Q

adaptaties kunnen leiden tot

A

verslechtering hemodynamische toestand en progressieve verslechtering cardiale pompfunctie

43
Q

5 soorten afwijkingen hartspier

A

mycardiale efficientie (hoge afterload)
afwijkingen energiemetabolisme (ischemie)
afwijkingen eiwitten betrokken bij contractie
afwijkingen excitatie contractie koppeling (Ca)
afwijkingen b-adrenerge systeem

44
Q

bestrijding pompfunctiestoornissen

A

gezond levensstijladvies, monitoring hartpatienten, medicatie, niet medicatie gerelateerde behandeling (pacemaker)

45
Q

hemodynamische ontlasting LV

A

preload en afterload worden verlaagd, door bijv: dieet, diuretica, vasodilator, veneuze vaatverwijder