Wat je sowieso moet weten voor Ak Flashcards

1
Q

Breedteligging

A

De afstand van een plaats tot de evenaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom heeft de V.S. zoveel soorten klimaten?

A

Breedteligging, Herkomst van de wind & Ligging van de bergen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke klimaten heeft de V.S.?

A

Zeeklimaat(Oost-Zuid), Middellandse Zeeklimaat(West kust), Steppeklimaat(Oost-Midden), Woestijnklimaat(Oost-Midden kust), Landklimaat(Noord-Oost).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Jaaramplitude

A

Het verschil tussen de gemiddelde warmste en de gemiddeld koudste klimaat van het jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoogdrukgebied

A

Gebied met een teveel aan lucht waar lucht wegstroomt over het aardoppervlak en wordt aangevuld met dalende lucht van boven: blauw luchten en zon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Laagdrukgebied

A

Gebied met een tekort aan lucht waar lucht toestroomt over het aardoppervlak en gaat stijgen: wolken en neerslag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tornado

A

Ontstaat doordat warme, vochtige lucht (zuiden) botst tegen koude, droge ​lucht (noorden) aan​. Soms 30 op een dag komen vooral voor in tornado valley.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Orkaan / Hurricane

A

Ontstaan boven warm zeewater boven de 27 graden​ en botst met koude lucht met warme lucht boven zee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 3 ringen van en stad?

A

Het stadscentrum (downtown)​, De centrale stad & Grote ring suburbs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Urban sprawl

A

De enorme verspreiding van voorsteden over het omringde platteland.
uitstrekken stedelijk gebied door toename mobiliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Edge cities

A

Een stad in een stad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gentrificatie

A

Veranderingen in een arme woonwijk als rijkere mensen er verwaarloosde woningen kopen en opknappen, waardoor de minder welvarende inwoners verdrongen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Front

A

Grensgebied tussen twee luchtsoorten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Loefzijde

A

De windkant van een gebergte met veel neerslag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Steppeklimaat

A

Droog klimaat met 250 tot 500 mm neerslag per jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Schaal van Saffir-Simpson

A

Schaal om de windkracht van ORKANEN aan te geven.

17
Q

Schaal van Beaufort

A

Schaal om de kracht van de WIND aan te duiden.

18
Q

Demografisch zwaartepunt

A

Het punt in een land waarvan ten oosten en ten westen, en ten noorden en ten zuiden evenveel mensen wonen.

19
Q

Pullfactor

A

Reden die een gebied aantrekkelijk maakt voor migranten.

20
Q

Pushfactor

A

Reden om te verhuizen uit een gebied.

21
Q

Central business district (cbd)

A

Het kantoren-, winkel- en uitgaans- gebied van een stad.

22
Q

Landklimaat

A

Klimaat met in de koudste maand een gemiddelde dagtemperatuur die lager is dan -3 Graden Celsius en in de warmste maand hoger dan +10 Graden Celsius.

23
Q

Lijfzijde

A

De kant van de berg die uit de wind ligt; er valt weinig neerslag.

24
Q

Maatschappelijke segregatie

A

Als mensen uit verschillende bevolkingsgroepen weinig contact met elkaar hebben.

25
Q

Middellandse zeeklimaat

A

Zeeklimaat met hete, droge zomers en vochtige, zachte winters.

26
Q

Re-urbanisatie

A

Bevokingsgroei in een stad na een periode van suburbanisatie.

27
Q

Suburbanisatie

A

De verstedelijking van het platteland door migratie vanuit de stad.

28
Q

Suburb

A

Ruim opgezette buitenwijk met veel vrijstaande huizen en tuinen, afgewisseld met parken.

29
Q

Vertrekoverschot

A

Wanneer er meer mensen vertrekken uit een gebied dan dat er zich vestigen.

30
Q

Vestigingsoverschot

A

Wanneer er meer mensen zich vestigen in een gebied dan dat er mensen vertrekken.

31
Q

Woestijnklimaat

A

Droog klimaat met minder dan 250 mm neerslag per jaar.

31
Q

Zeeklimaat

A

Klimaat met een matigende invloed van de zee op de tempratuur(‘s zomers koeler, ‘s winters zachter) en het hele jaar neerslag.