Duits kapitel 4 lektion 2 Flashcards
1
Q
der Anfang
A
het begin
2
Q
aufregend
A
opwindend
3
Q
der eintritt
A
de entree
4
Q
hinten
A
achter
5
Q
leicht
A
gemakkelijk
6
Q
der profi
A
de professional
7
Q
schaffen
A
voor elkaar krijgen, lukken
8
Q
das Spiel
A
de wedstrijd, het spel
9
Q
der weltmeister
A
de wereldkampioen
10
Q
das Ziel
A
het doel