Scheikunde H.3 begrippen (Blz.101) Flashcards

1
Q

Atomen

A

Bouwstenen van moleculen. Atomen zijn opgebouwd uit protonen, neutronen en elektronen. In de Atoomkern zitten protonen en neutronen. Daaromheen zitten elektronen in een elektronenwolk. Met een atoommodel kun je de bouw van een atoom beschrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Atoommassa

A

De massa van een atoom, uitgedrukt in de atomaire massa-eenheid u.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Atoomnummer

A

Het aantal protonen in de kern van een atoom en de positie in het periodiek systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Edelheid

A

De mate waarin een metaal kan worden aangetast door stoffen uit de omgeving bepaalt de edelheid van een metaal. Hoe minder gemakkelijk het wordt aangetast, des te edeler is het metaal. Er is onderscheid tussen edele, halfedele, onedele en zeer onedele metalen. Het aantasten van metalen heet corrosie, bij ijzer heet het roesten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Element

A

Deeltje dat uit een atoomsoort bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Isotopen

A

Atomen van dezelfde atoomsoort met een verschillend aantal neutronen in de kern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Legering

A

Een mengsel van twee metalen die in de vloeibare fase zijn gemengd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Massagetal

A

De som van het aantal protonen en neutronen in de kern van het atoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Massapercentage

A

Een gedeelte van een totale massa uitgedrukt in procenten. Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt om het gehalte van een bepaalde atoomsoort in een verbinding aan te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Micro- en macroniveau

A

Het microniveau beschrijft alles op het niveau van atomen en moleculen, het macroniveau beschrijft alles wat je met je zintuigen kunt waarnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Modellen en simulaties

A

Modellen zijn vereenvoudigde weergaven van de realiteit om dingen te kunnen onderzoeken en te begrijpen. Wanneer een model wordt gebruikt om te zien wat het effect van een verandering op het model is, heet het een simulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Moleculen

A

Deeltjes zijn opgebouwd uit atomen. Veel moleculen samen vormen een stof. Moleculen kun je weergeven met een molecuultekening en met een molecuulformule.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Molecuulformule

A

De molecuulformule geeft de soort en het aantal atomen in een molecuul weer. De index geeft het aantal van een bepaald atoom in een molecuul aan. Met een coëfficiënt geef je het aantal moleculen aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Periodiek systeem

A

Een tabel met alle atoomsoorten gerangschikt naar oplopend atoomnummer. In het periodiek systeem staan de atoomsoorten in groepen met overeenkomstige eigenschappen. Het periodiek systeem kun je onderverdelen in metalen, metalloïden en niet-metalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verbinding

A

Een molecuul dat uit twee of meer atoomsoorten bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly