Bio H.1 blauwe woorden Flashcards
Glucose (Bs.1)
Stof die veel energie bevat die wordt gebruikt om andere stoffen te maken.
Stofwisseling (Bs.1)
Het omzetten van stoffen in andere stoffen.
Mitochondrium (Bs.1)
Celorganel dat glucose afbreekt.
Verbranding (Bs.2)
De afbraak van glucose in cellen.
Brandstof (Bs.2)
Stof die verbrandt, die je nodig hebt voor verbranding.
Bronchiën
Deel van het ademhalingsstelsel waarin de luchtpijp zich vertakt.
Middenrif
Stevig, gespierd vlies dat de romp verdeelt in de borstholte en de buikholte.
Neusslijmvlies
Slijmvlies in de neus dat uit slijmproducerende cellen bestaat.
Trilhaar
organel dat slijm (met stofdeeltjes) van de neus naar de keelholte verplaatst.
Strotklepje
Klepje dat de luchtpijp afsluit als je voedsel inslikt.
Huig
Klepje dat de neusholte afsluit als je voedsel inslikt.
Luchtpijp
Holle buis die aansluit op de onderkant van het strottenhoofd.
Longblaasje
Deel van de longen aan het uiteinde van een luchtpijptakje.
Longhaarvat
Klein bloedvaatje rondom een longblaasje.
Inademen
- Spieren(tussenribspieren en/of middenrif) spannen aan.
- Borstholte